zondag 26 augustus 2012

Guatemala


Guatemala. Een zwoel, groen land, dampend en zuchtend onder haar warme regens en haar eeuwige vulkanen. Een naam als een tropische bloemensoort. “Wat een mooie Guatemala’s heb je daar in je voortuin staan”. Vlecht ze in je haar en maak je borst nat, we zijn niet meer in de dorre hoogtes van Peru. 

En zo veel dingen die er al zo lang de foute kant op lopen, dat iemand indertijd uiteindelijk maar besloot om de Marimba op straat te zetten, er een wijsje op te tokkelen, en de buren, het hele dorp en tenslotte het hele land uit te nodigen om het met z’n allen op een potvertieren te zetten en er verder maar wat feestelijk met de pet naar te gooien. Wat moet je anders? 


Althans zo lijkt het toch voor mij en mijn poetische geest, die hier een week of 2 geleden voor de 4de keer terug aanschipperden en die meteen bij aankomst al in de mot hadden dat het hier andermaal geen gezondheidswandeling ging worden. Wat ik met dit laatste evenwel precies bedoel, mag Joost weten, maar ik denk dat het hierom gaat: Guatemala is complex en gespleten, tevens mijn oogappel en eerste Latino-ervaring en raakt me om al deze redenen tot in de botten. Ik ging hier nog even binnenwippen voor ik vanuit Mexico terugvoer naar Europese oorden. 
Leek me een prima idee. 

“Gwaddemoala”, zo spraken de iets te drukke Amerikaanse meiden in de bus die me van Guatemala-City (geen Neckermann bestemming) naar Antigua (een Neckermann bestemming, zij het enkel op het eerste zicht) voerde, het uit, hetgeen me tesamen met andere tenenkrullende commentaren (“you can climb here like volcano’s and stuff”, “there’s like a kind of free salsa class on Monday at 7-ish”) me meteen de haren ten berge deden rijzen en me deden beseffen dat mijn snaren dringend minder gevoelig moest worden voor dit soort grieten. Mijn moegetergerde hoofd (nachtvlucht uit Lima) had daar evenwel geen onmiddellijke oren naar en het was dan ook licht knarsetandend dat ik me probeerde te focussen op de nieuwe landschappen, de nieuwe geuren, de nieuwe bussen en de nieuwe zon en de nieuwe bries. Van het nieuwe land. Van de eeuwige zomer. Guatemala. 

Zoals verwacht was het vrij geschift om Antigua weer binnen te rijden, een klein jaar later. De stad waar zo niet alles, dan toch heel veel begon, al klinkt dit pathetischer dan ik het hebben wil. Het centrum voelde aan als een leeggelopen fuifzaal, ’s nachts om 4 uur of zo, waar nog een 3-tal gasten tegen wil en dank "Baker Street" van Gerry Rafferty meezingen. Intens doch verlaten, en ik was een van hen.


Maar goed, dat was allemaal best. Zeker omdat ik al meteen terug onderdak vond onder de kloeke vleugels van dona Ruth, een prachtig omaatje van laat ons zeggen 75 jaar (nog niet exact naar durven vragen) dat haar huis al zo’n 30 jaar openzet voor studenten en vrijwilligers vanuit alle windstreken en dit met verve doet. Op een wijze waarbij je je meteen terug thuis voelt. Ze onderwierp me bij het eerste avondmaal meteen al aan een uitvoerig onderzoek, wat ik allemaal bezocht had (“goh dona...”), waarom ik geen poncho voor haar had meegebracht (“wel euh dona...”), of zich in Medellin inderdaad de mooiste meisjes bevonden (“euh mja... ”), waarom ik terug ging naar Europa (“euh...voornamelijk de liefde”) en of ik ging trouwen (“sja”) en dat voelde allemaal heel gezellig aan.

Dona Ruth. Met een soms Victoriaanse ernst door haar woonst schrijdend, en zolang haar koffie op tijd geserveerd wordt, haar zaakjes op het droge hebbend. Op andere momenten gibberend als een tienermeisje aan tafel samen met haar nichtje. Een vleugje tristesse waardoor haar levensvreugde alleen maar feller oplicht. Mocht ik een opa zijn, ik zou het wel weten. 

Een aantal dagen geleden vroeg ze me vlak voor ik de deur uit ging waarom ik mijn hoed niet opzette, want die “ging me echt goed af”. Even wist ik niet waar kijken, een seconde later moest ik me inhouden om haar geen pakkerd te verkopen, maar de Victoriaanse barrieres stonden nog steeds rondom ons, dus ik liet deze kelk –wijselijk- schieten. 

Ik denk dat ze haar echtgenoot enorm mist.

Een warm en blij weerzien “Hola knapperds” was het ook met de speciale klas van Transitions, een 12 tal geniale jongeren en kinderen met speciale capaciteiten. 



Zoals me bijvoorbeeld onmiddellijk in de armen van een kollosaal lichaam te sluiten (Julissa, die ik grappend steevast mijn novia noem, wat nog steeds op heimelijk geproest en samenzwerig gefezel van de anderen onthaald wordt, doch dat deert de liefde niet) die me vraagt of we terug Pollo Loco gaan spelen (“de getikte kip”, die kinderen –vooral volslanke- achtervolgt en opeet, de klauwen hierbij breed uitgeslagen en zich voortbewegend als de Velociraptor uit Jurassic Park, hierbij vervaarlijk loenzend uit beide oogkassen maar soms ook eenzaam is en vriendjes nodig heeft... 











...sja zo gaat dat, met getikte kippen). 

Of veelbetekenende signalen en knipogen maken als het thema “meisjes en liefjes” wordt aangehaald daar het spreken hen niet zo goed afgaat (Osiel). 











Of Rony, die de laatste maanden te fel opgeschoten is om hem nog op de schouders te kunnen zwieren, maar nog altijd even graag voetbalt, ookal zal zijn motoriek een internationale voetbalcarriere in de weg staan en die me onlangs in de bus toefluisterde dat hij in de namiddag Betsaida (zijn novia) ging bezoeken maar dat ik dat vooral heel stil moest houden, anders zat hij in de penarie. 





Samuel, de vriendelijkste beer van Guatemala is, als hij niet spijbelt, ook nog altijd van de partij en als leerkracht Edson of ik het even niet in de smiezen hebben, zit hij nog steeds zijn liefje Zolia te bepotelen. Dit laatste is vaak schattig, heimelijke liefkozingen in groep van een schuchter koppeltje, wat kan een mens daarop tegen hebben, maar het hoeft hopelijk enkel in mijn bezorgde geest onrust te baren (...) als de tortelduifjes onopgemerkt de toiletten opzoeken. 

Lourdes de Schattigste is godzijdank eindelijk naar het reguliere schoolcircuit vertrokken, en ook al had ik graag nog eens als klimboom voor haar gediend, ik kon alleen maar blij zijn dat ik haar niet meer zou zien.






Er zijn 2 schitterende kereltjes voor in de plaats gekomen. Twee broers: Marcos en Juan. Marcos is jonger dan Juan en is eigenlijk ongeschikt voor de klas (ik probeer zinloze, foute termen als “normaal” of “zonder mentale handicap” bewust te vermijden) maar omdat broerlief weigert te functioneren (spreken, kleuren, tekenen, kortom mee-doen met de klas) zonder het gezelschap van Marcos, is –ie er voor de gezelligheid een jaartje bijgekomen, wat Juan zichtbaar meer ontspannen maakt. Zelfs zo ontspannen dat hij zijn broertje (dat dus enkel in de klas zit voor zijn welzijn) regelmatig treitert en wel dusdanig dat Marcos dan de armen stijf naast zich slaat, een pruillip trekt, en met betraande ogen als een brokje dynamiet wegbeent. Ontroerd door niet alleen dit beeld maar ook het idee van een gepest beschermengeltje, ga ik er dan altijd achteraan, probeer het kleine mannetje even te troosten, hetgeen maar half zo veel effect heeft als hem terstond op de schouders te zwieren en paardje-in-gallop te spelen, iets dat meteen plezier en pretkreetjes genereert en het verleden, dat ellendige verleden, meteen weer van de tafel veegt. 



Terwijl ik dit allemaal opschrijf, bevind ik me al sinds zo’n dag of drie aan Lago Attitlan, ofwel het Mooiste Meer ter Wereld, omgeven door vulkanen en rustieke dorpjes. 



Zoals San Marcos, waar ik nu ben en aan een tafeltje zit, terwijl een nieuwsgierig jongentje over mijn schouder meekijkt en me zo nu en dan vragen stelt (Belgica). Rond het meer is er voor ieder wat wils. Wil je fuiven en snuiven en/of ben je een groep Israel’s, moet je naar San Pedro, voor authentiek Guatemala moet je naar Jaibalito, voor koopwaar naar Panajachel, voor een cultureel bezoek aan de kwade Mayagodheid Toliman naar San Lucas, en als je op zoek bent naar spirituele bezieling en rust moet je in San Marcos wezen. 











Nu, wat mij betrof, ik werd eerder door het rust- dan door het spirituele aspect van San Marcos  aangetrokken, al kon een snuifje bezieling nooit kwaad voor mijn rusteloze geest. En zoals de joggende goegemeente in Rio, langs Copacabana, een stimulerend effect had op mijn loopgedrag, hadden de holistische therapeutische centra waarmee je hier in San Marcos platgeslagen wordt ook een stimulerend effect op mijn Zoektocht naar Zielerust. Geef ons een probleem en we masseren of hypnotiseren het weg. 

Al moest het nu ook weer niet zo gek worden om in Lotushouding onder de energiegeleidende pyramide constructies hier wat verderop in een sjamanentuin te gaan postvatten. Wat zouden de echte oorspronkelijke Guatemalteekse bewoners van San Marcos, Indigena’s in kleurrijke kleren met een vruchtenmand op hun hoofd van dit hele New Age festival denken? Dat vraag ik me af de laatste dagen onnoemelijk vaak af.



Maar, getuige de mediterende neo-hippie die ik vanochtends peddelend vanuit mijn kayak plotsklaps ontwaarde op een rots naast het water tussen het lover en waardoor ik me een hoedje verschoot, in postmoderne tijden als deze is het wel zo: wie wil er nu niet het Nirvana bereiken? Die plek waar alles in harmonie is, je shakra in balans met het universum en alle energienbanen wijd open. Ik wilde wel een poging ondernemen. Zou zeker geen kwaad kunnen, alles wat meditatief opnemen, zeker nu het einde van mijn tocht in zicht komt.







Zo gezegd, zo gepoept. 

















Waardoor ik de laatste 2 dagen al meermaals de stilte opzocht (eerlijkgezegd was dit ook een noodzakelijk gevolg van een volslagen gebrek aan vrienden) en trachtte de rivier van emoties en gedachten gewoon te laten stromen (“wat komt, dat komt” weet je wel ) onderwijl een kabbelend beekje voor de geest halend en me met wisselend succes inbeeldend dat ik dat was (dat kabbelende beekje dan). 


Als je goed kijkt, zie je hiernaast mijn Shakra

Ofschoon ik hierbij steevast mijlenver verwijderd bleef van een staat van Zen en mijn resultaten, mocht ik ze in een power point presenteren, waarschijnlijk een lachsalvo onder de die-hard meditatieve neo-hippies hier wat verderop zouden genereren, deed het me al bij al deugd om het gebruikelijke geroesemoes rondom mijn neurotransmitters af en toe wat gedempt te weten, waardoor gezang van vogels of geklater van water iets helderder doorschenen. Tenminste, op de momenten dat ik me niet raftend op de rivier bevond. Want het probleem met loslaten is dat je ook het loslaten moet kunnen loslaten. Hetgeen je dan weer moet loslaten. Ik heb dit euvelig ballonnetje hier bij de lokale boedha’s nog niet opgelaten maar snap je waar ik heen wil?

Waar ik zeker nog heen wou, was San Juan de Comalapa,...

...het dorp waar Jenniferke, mijn petekindje woont. 


Omdat het in het leven niet alleen een kwestie is van willen, maar ook van doen, stapte ik dan ook vorig weekend in de chickenbus naar het groezelige Chimaltenango om daar (zonder schotwonden) over te stappen op een bus naar Comalapa, 40 minuten rechtstaand gepropt tussen grijnzende inboorlingen.






Het was een mooi weekend en iedereen was blij. Jennifer vond haar cadeaus uit Peru cool dus dat scheelde een slok op de borrel.









Nadat ik haar het Boliviaanse dobbelspel uitgelegd had, zou het welgeteld 1 partijtje duren vooraleer ze me versloeg en gedurende het weekend zou ze dat nog 3 x overdoen. 









Elias, haar broer, verkeerde voornamelijk bij zijn novia in een ander dorp, wat wil je ook, hij is een 18-jarige skater die wel andere katten te geselen had dan een potje te komen luisteren naar de Belgische peter van zijn zusje. Gouden baas, die Elias.










Alsof de duivel ermee gemoeid was, vond net dat weekend ook de celebratie van het Religieuze Radiostation Luminosa plaats, de radio waar Jorge (de vader van Jenny) als DJ de luisteraars en eenzame harten van Comalapa dagelijks zalvend toespreekt, religieuze plaatjes draait, de groetjes doet en de bijbel proclameert.





Het was mooi om de trots van vader Jorge te aanschouwen en als enige wittekop deel te mogen uitmaken van een Indigeens bont gezelschap dat de hele hap -die de ceremonie was- gedurende zo'n 4tal uur wel gretig lustte. 









Zelfs kleine kindertjes bleven tot mijn verwondering heel de tijd keurig op hun stoel zitten en luisterden redelijk geboeid...














...terwijl ik ondertussen terugdacht aan de slinkse manieren waarop mijn broer en ik indertijd het wekelijks verplichtte uurtje mis trachtten door te komen.








Ik moest, sisigewijs, regelmatig een pauze nemen en even de benen strekken, ook omdat de gastpredikers heel vaak heel luid schreeuwden en ik niet kon geloven dat de Evangelistische God me hoofdpijn wou bezorgen. Uiteraard voelde ik me op deze momenten wat schuldig ten aanzien van Jorge, dus achteraf bezwoer ik hem dat ik de muziek heel mooi vond. 










Ondertussen, vanuit een nachtelijk hostelkamertje in Panajachel, hoor ik buiten de regen neervallen (het bliksemt niet meer) en ga ik het reflecteren over Guatemala, over mijn ervaringen, over mezelf en het reizen, en de zin en onzin van dit alles, vanavond inruilen voor de film The Good, The Bad and The Ugly. Met Clint Eastwood.