maandag 19 maart 2012

Nog te verzinnen


Over Bolivia is al heel wat gezegd en geschreven (www.bolivia.com) waardoor ik het kort zou kunnen houden.
Al weet ik niet of het dat exact is wat ik wil.

Weten wat je wil, het is nochtans belangrijk in het leven. Als er een miljoen yoghourtjes in miljoen verschillende smaken en met een miljoen verschillend procent vetgehalte aangeboden worden in de supermarkt, is het altijd makkelijker als je op voorhand, voor je die supermarkt binnengaat, al weet: "ik ga exact dat yoghourtje halen, met bananen en perensmaak en slechts 45 procent vetgehalte". Het zorgt ervoor dat je minder uit je lood of met verstomming geslagen wordt als je het enorme rek met de miljoen yoghourtjes ziet en moet kiezen (want die met aardbeien, shit..of wow, daar... eentje met cactussen aan halve prijs). Weten wat je wil spaart je dan ook een parkeerbonnetje, want meer dan 10 minuten heb je niet nodig. Grijpen en wegwezen en terug de baan op. Makkelijk zat.

Bolivia is een heel cool land en ik zit op dit moment in Santa Cruz en over een uur of 2 ga ik de trein nemen, knal door de Amazone, naar Brazilie. Het is hier warm, het zweet gutst me stomweg uit het lijf als ik met een lepeltje roer en je kan hier koffie drinken. Santa Cruz ligt in het midden van Bolivia, de Andes is dus voorbij en de Amazone komt er dus aan.















Zowat een aantal weken geleden verliet ik met pijn in het hart Los Ninos in het vrijwilligerswerk in Los Nogales, in Peru is dat, en ging ik weer de hort op.

Het meer van Titicaka was, van horen zeggen, te mooi om links te laten liggen dus voor ik er erg in had, bevond ik me op een boot omringd door toeristen die eilanden gingen bezoeken. Mij niet gelaten. Al was het een redelijk bruuske overgang: van dagelijks je de pleuris uit je lijf sleuren om kindjes iets (wat dat iets is, daar kunnen we over discussieren) bij te brengen, naar je lome lijf op een boot te rusten leggen, je langzaam te voelen verbranden en halfinteressante conversaties te voeren met lui vanover de hele wereld.

Titicaka is het hoogste meer ter wereld. Althans, het hoogst navigeerbare meer ter wereld. Dat wil zeggen dat er boten op kunnen varen. Er moeten dus nog hogere meren bestaan waar geen boten op kunnen varen. Mhm. Water in een meer dat onbevaarbaar is, dus.

Terwijl mijn skeptisch - crytische "ja zo kan ik het ook" kant allerlei andere superlatieven begon te bedenken zoals "de blauwste stoep in Puno", "de hoogste pizzeria met Napolitaanse eigenaar in de wereld", "de kleinste cinema op 3800 meter ter wereld", "het cafe met het meeste abdijbiersoorten waarbij gratis saucis gegeven wordt ter wereld" voer de boot verder en moest ik aan de gids vragen of hij wat luider kon praten, daar zijn woorden niet tot in de achterste gelederen van de boot doordrongen.
Inderdaad, ik kon evengoed wat meer naar voor komen. Klopt als een bus.



Het toeristische pakket bestond erin om eerst de Islas Flotandas te bezoeken. Dit zijn eilanden op een boogscheut van het vasteland van Puno, alwaar Aymari's (nagezanten van vroegere Inca-achtigen) zich al zo'n vijfhonderd jaar ledig hielden op mini - eilandjes, en nu komt het, die ze zelf maakten. Dit omdat ze vijfhonderd jaar geleden gepest werden door inlanders van een andere origine en dan maar besloten in het Titicaka meer te gaan wonen. Doch ook niet te veraf, zodat er nog inkopen gedaan konden worden. Bij gebrek aan eilanden op die afstand, maakten ze deze dan maar gewoon zelf, door rietstengels te vlechten en een stevige bodem aan te leggen. Drijvende, zelfgemaakte eilanden dus. Omdat het water steevast aan hun eiland knaagt, en stukken dus wegrotten, moesten ze dan ook altijd bezig zijn het eiland te herstellen en bij-te-weven.


We werden welkom geheten door een inheemse stam, op de manier waarop toeristen overal ter wereld welkom geheten worden door inheemse stammen bij een toeristisch betaalpakket, en nog welkomer om hun artesania te kopen, het merendeel (wat dacht je) geweven. De televisies op zonne-energie (hun geschonken door de president) staken een beetje af in de geweven hutten en riepen bij mij wat vragen op, maar voor de rest was het allemaal wel best indrukwekkend. Al was ik allerminst vragende partij voor het afscheidsdansje "Vamos a la Playa" dat de veelkleurig gezapige squaws ons, wegvarende en wegkiekende toeristen, ten beste gaven.


De overnachting op een ander eiland, afgelegen in het midden van het meer, ijskoud en bij een heel typische familie, was een overnachting zoals je zou willen dat overnachtingen zijn: Na een zonsondergang aan een tempel ter ere voor Moeder Aarde, met veel sterren, met verlegen maar mooie inlanders en voor altijd in je herinnering.










Vervolgens liet ik het meer links van me liggen en al keuvelend met een aantal vrouwtjes in een minibusje (waarbij het ging over een lokale rotspartij die op een slang leek " Kijk, jongen, dat daar is zijn staart") wandelde ik de grens over tot in Bolivia. Kick ik op. Grenzen overwandelen.


Na in Copacabana de kerk gefotografeerd te hebben, wat te gegrijnsd te hebben met en naar enkele Argentijnen die daar de kost verdienden met cocaine ("ze maken mij de pis niet lauw"), en een mooie man uit Nicaragua ontmoet te hebben die, waarschijnlijk deels omdat hij als Sandinist destijds tegen de contra's van Reagan gevochten had, met Che Guevarra dweepte en me een foto van zijn icoon van de hand deed, koos ik het hazenpad en vertrok naar La Paz. "De hoogste hoofdstad ter wereld".





In La Paz ontmoette ik een enigszins geschifte Zwitser die me aldoor adviseerde "het open te houden". Joost mag weten wat hij hiermee bedoelde, maar ik beloofde hem dit te zullen doen. En ik maakte kennis met een bende Duitsers die eens geen oorlog startten, maar integendeel: samen met mij naar een jazzconcert gingen en me informeerden dat in Duitsland iedereen "geil" zegt als er iets leuk is.

Ken, een geinige Japanner met een gezicht dat vooral uit een glimlach bestond, was vanuit La Paz met mij  meegereisd en moest gedurende 5 uur met een vertrokken gezicht zijn blaas ophouden in de bus, "ik hou het niet meer" zuchtend.


Samen op een treinenkerkhof (een watte?) met Gabriel, een Gaucho.















Los Salares de Uyuni is waarschijnlijk het mooiste natuurfenomeen dat ik in mijn prille leven al gezien heb. De grootste zoutvlaktes ter wereld. En als het wat geregend heeft, treedt er een spiegeleffect op.


Ken, Little Boedha, was een fantastische energiekatalysator, en al gauw huppelden we in blote bast en op blote voeten over de zoutwoestijn.

Als zwakzinnigen op een uitstap, de jeep achterna.












We poseerden maar al te graag in 1000 variaties en 1001 geile ideeen voor poses allerhande, toeristisch of niet.




Potosi is de Hoogste Stad ter Wereld. Hier werd indertijd volop goud en zilver gedolven, al loopt het sprookje stilaan af. Eens een berg op is, is hij op.

De mijnwerkers, soms minderjarigen, moeten er in barre en nare omstandigheden werken. De prijzenpakkende documentaire "the Devil's Miners" werpt hier een goed licht op. Ik zou in de grond zakken van schaamte om foto's te liggen trekken van de arbeiders in de mijnschachten, dus ik bedankte voor "de beste mijntour van Potosi".



Een van de taferelen in de hedendaagse economie waar ik van over mijn nek ga is wanneer bedrijfsleiders in gesteven kostuum, met een air van Armani uit de nek en met een veel te grote helm afdalen naar "de werkvloer" ("de vloer" zoals het daar genoemd wordt) om daar de machines en het werk van de arbeiders te keuren en te vragen of ze het graag doen, dat werk aan die lopende banden van hen.



Dat kon me dus de rug op.


Bon, ik ging dan maar wat wandelen, de mijn-berg op, samen met een toffe Francaise en happend naar adem. En zij vertelde over haar leven en ik vertelde over mijn leven. En we kwamen tot de conclusie dat het niet altijd 1 groot feest is, maar ook niet altijd 1 groot tranendal. En ook dat mijn rug nog steeds niet helemaal hersteld is en ik zou moeten overwegen om het wat kalmer aan te doen qua bergen.
Ik ben er nog niet helemaal uit of ik deze raad in de wind zal slaan of niet.

Daarna kuiste ik mijn schup af en met de noorderzon vertrok ik naar warmere streken.

In Sucre, de Witste Stad, ontdekte ik dat ik zonder moeite nieuwe muziek vanaf I-tunes op mijn computer aan mijn Ipod kon toevoegen zonder mijn hele bibliotheek om zeep te helpen.
















Tenslotte belandde ik in Cochabamba, per nachtbus, luttele uren voor mijn goede Zwitserse vriend Simon daar ging aankomen, per vliegtuig. We hadden elkaar leren kennen in Guatemala, 2 jaar geleden. Simon's  pieplach zorgt er, ongeacht de inhoud, voor dat je ook begint te lachen. We mochten samen een hele mooie week beleven in Cochabamba, in de zon, met nieuwe en toffe vrienden.

Simon, wat een nummer. Vergeet de horloges, de goede intrest en de chocolade: het beste wat je in Zwitserland zult vinden, is Simon. Zijn wijsheid weerhield me ervan om me afgelopen zondag te wreken op een dronken Mohawk, die me eerst kwam lastigvallen op het plein -"eres puto!"- en hij niet tot rede -"waarom zeg je me dat nu, man"- vatbaar was, en daarna ook met zijn dronken linkerarm uithaalde naar mijn kaak en me half raakte. Ik heb nog nooit (misschien uitgezonderd mijn kleine broer 1 keer) in mijn leven iemand geslagen, maar deze dronken, nutteloze, luchtverspillende Mohawk flirtte met mijn agressiedrempel. Ik kookte en moest me inbeelden dat ik een kabbelend Chinees beekje was.  "Laat je niet verlagen tot zijn niveau", orakelde Simon.

Soms is een 22 jarige Zwitser al wat je nodig hebt om in Bolivia "de tofste week in Cochabamba met Simon" te hebben.


Nogal wiedes dat ik weer even moest slikken, toen ik me gisteren - de nachtbus naar Santa Cruz op een haartje niet gemist- door armen en benen van hoofdschuddende Bolivianen "Lap, ik wist het: het is weer de Gringo die de boel vertraagd" wrong en alleen neerzeeg in mijn donkere stoel richting de Amazone.

maandag 5 maart 2012

Uw wil geschiedde op Aarde als in de Hemel

Zou je denken. Mooi niet.
Bovendien: er zijn heel wat misverstanden mogelijk.


Ervan uitgaande dat het gaat om Gods Wil: die zou geschieden zoals in de Hemel. Maar euh: wat wordt, welja bv in godsnaam, bedoeld met "geschieden"? Iets in de trent van gebeuren? Geschieden. Geef het kind een naam. En wat is die Wil dan wel? Vrede, geluk, gelijkheid? "Heb de ander lief zoals jezelf" (gesteld dat je jezelf liefhebt, stel dat je jezelf bv niet echt liefhebt, eerder zelfs bijna haat, shit jongens toch, dan hebben we een probleem).

Maar het kan ook anders: dat U (God dus) graag zou willen "geschieden" op moeder Aarde (Pacha Mama, zoals de indianen in Peru haar noemen en aanbidden) zoals in de hemel. Maar eer we dit concreet kunnen maken, wat het geschieden van god op aarde mag inhouden, moeten we eerst weten hoe het er in de hemel zoal aan toe gaat qua Gods geschiedkunde. En dat, jongens toch, stelt ons voor een probleem: want ZEG ME wie o wie, in jezusnaam, kan getuigen hoe de zaken ervoor staan in de hemel? Zij die in de hemel zijn, en gods geschiedenis daar dagelijks ervaren, akkoord.

Maar, en ofwel ben ik dom, how the heck kunnen deze hemelse getuigenissen dan op een overtuigende manier neerslaan op aarde, zodat we ze in een gebed overtuigd kunnen prevelen en er verdomd zeker van zijn dat het exact op die manier is dat god hier wil geschieden?
Dit alles gesteld dat hij dat echt ook wil...
Maar laat ik hier ophouden.

Wat niet wegneemt dat ik gisteren op de mooiste kerk uit mijn leven stootte, in Juli, 1 van de laatste Peruviaanse dorpjes vlak voor de Boliviaanse grens, naast het hoogste meer ter wereld, dat van Titicaca.














Het waren goddelijke gedachten van bovenstaande aard, zij het misschien iets minder concreet, waardoor ik het even witheet kreeg, toen ik een week ofzo geleden vanuit het venster van ons vrijwilligersappartement 2 Mormonen in een kraakwit hemd, blinkende schoenen en met een veel te praktische paraplu door de vuile straten van Los Nogales zag benen.

Los Nogales, een armere buurt, zonder toeristen (want geen Machu Picchu voorhanden), op een boogscheut van Cusco, waar ik vrijwilligerswerk deed bij Helping Hands, een organisatie die zich inspant voor de armere families daar.

Witheet ( Titicaka)


















Mormonen. Laat ons wel wezen, afgezien van prediken en mensen trachten te overtuigen tot hun kapitaalkrachtige God, steken de Mormonen globaal genomen niet zo denderend veel uit om. Het woord van hun God ook daadwerkelijk in praktijk omzetten, ho maar. Niets persoonlijks tegen de brave jongens der Mormonen, maar ik dacht, hangend vanuit het vensterraam het volgende:

"Misschien moeten jullie eens de volgende mogelijkheid overwegen: gesteld dat die God van jullie bestaat en dat die gelijkheid, broederlijkheid en heel de bataclan een warm hart toedraagt, maakt het misschien net iets meer sense dat jullie,

in plaats van de baan op te gaan en te leuren in die dure, knappe kleren van jullie en dit overal ter wereld- en dan bedoel ik echt overal: ook in arme buurten in arme landen waar de grootste zorg van de locals is om dagelijks brood op de plank te krijgen- oogverblindende witte, Lord-of-the-Rings kerken neerplanten, die niets anders doen dan donkere ogen uitsteken, spitsvondige mastodonten, uiteraard met een hek of drie en een bewakingscamera errond want we zijn hier in een gevaarlijke heidense buurt in een ver heidens land, 


Het uitzicht vanuit ons raam.




dat jullie dus in plaats daarvan,
jullie kerken iets minder fijn tunen, die schoenen iets minder oppoetsen, iets minder tijd steken in het zendelingen werk (want face it, zo gek veel volgers winnen jullie niet, of zie ik dat fout?) maar in plaats daarvan die mouwen van dat witte gestijfde hemd opstropen, en aan de slag, hup met die geit. Dat die metalen badge van je misschien een kras of 3 zal moeten incasseren, maakt niet uit. Aan de arbeid. Want ik weet niet hoe jullie erover denken, maar ik zie wel wat werk, hier in deze streken, in deze dekselse 3de wereld. Ik zie mogelijkheden.








Het uitzicht vanuit ons raam (bis)
 


Dus spring mee op de kar, en help wat mee te veranderen, de wereld bijvoorbeeld. En kom niet aanmelken dat dat niet mogelijk is. Uiteraard is dat mogelijk. Koop, in plaats van een 15de witte hemd- voor je noodgevallen-, sportschoenen voor Braulio, Armando en Rocio die hier 5 minuten de berg op wonen, die de coolste en liefste kids uit Peru zijn en die aan ondervoeding lijden. Want dat is een echt noodgeval, hun tenen door hun schoenen en ze voetballen graag.




En achteraf, ik kan het weten, zullen ze je een dikke pakkerd geven en stralend zeggen: "wow, nieuwe schoenen, dat is een Godsgeschenk, we hadden dringend nieuwe schoenen nodig maar onze ouders hebben geen geld" en je zult moeten lachen en wenen tegelijk. En als je dan enkele dagen later alleen in Bolivia bent, in een party dorp en een aantal dingen opschrijft, zul je opnieuw aan die avond moeten denken, die stille, donkere avond waarop je met een plastic zak met 3 paar nieuwe schoenen aan de deur van hun vervallen huis klopte en wat later de uitzinnige vreugde van Braulio, 9 jaar en hyperkineet, in zijn ogen zag, toen hij zijn zak openmaakte. En iedereen dankbaar was, misschien jij nog wel het meest.




Dus maak voort, kom erbij en leg die bijbel even neer, zoveel tijd hebben we niet. En ik weet zeker, Mormoon van me: als die God van je bestaat, zal hij het dik OK vinden, en denken: ¨jeezes, die gozers daar in Los Nogales proberen mijn wil uit te voeren zoals die hier potdomme geschiedt in mijn eigen hemel!¨











Los Nogales is de buurt op zowat 15 minuten per bus van Cusco, de navel van het Incarijk en bij uitbreiding de wereld. Hier heb ik een maand heel neig vrijwilligerswerk gedaan bij de organisatie Helping Hands Cusco. Toen zuslief Martje bij mij in Cusco was, zo rond de jaarwisseling, kreeg ik van een Oostenrijks meisje een flyer in de handen gedrukt over Helping Hands en ik hield hem in mijn achterhoofd. Samen met Ritti, die wat langer in Peru wilde blijven, voelde ik de dringende nood om- na een paar maanden van reizen en toeristen- de handen uit de mouwen te steken, en me nuttig te maken, als het even kon om dingen wat mee te helpen verbeteren hier op Aard. Aangekomen in Cusco en na de eerste ruzie, belden Ritti en ik naar Rosita en haar mooie echtgenoot Mario...


...en voor we boe of ba gezegd hadden zaten we samen te keuvelen over het vrijwilligerswerk en hoe welkom we wel niet waren om in Los Nogales, waar ze werkten, mee te helpen.














We verhuisden luttele seconden later naar een zeer charmant appartement in Los Nogales, dat Helping Hands voor 40 dollar per week aan haar vrijwilligers aanbood en dat omsingeld werd door hondenbendes.


Op dat moment waren er geen andere vrijwilligers, waardoor ik geen hobby's zou moeten verzinnen om gesprekken gaande te houden, wat altijd opluchtend is. Omdat Ritti een schrijfster is in Duitsland, kon ze in het appartement ook aan haar boek over vliegende mensen werken. Wat mij betrof, ik werd helemaal gelukkig van het idee om een maand lang op dezelfde plek te kunnen blijven, een huishouden te runnen (yep) en een soort thuis te kunnen uitbouwen. Want alle gekheid op een stokje, ik had het even gehad met de gedeelde dormitoriums in hostels allerhande, waar je je gelukkig mag prijzen als de dronken Argentijn om 3 uur '  s nachts eens niet in je toiletzak pist of een globetrottende maar daarom niet minder arrogante Israelier het broodnodig acht om je om 7 uur  's ochtends te wekken met een slecht getokkelde versie van (uiteraard) Bob Marley's Redemption Song, onderwijl stoned uit de oogkassen turend en blind voor enig inlevingsvermogen.



En ik maakte kennis met Edu(ardo), ons buurtjongetje dat zich voornamelijk ophield in zijn fantasiewereldje, een plek waar auto`s kunnen vliegen, koeken zomaar pardoes uit de lucht komen vallen en waar er soms, zomaar zonder reden lachend in edele delen van buurmannen gebokst moet worden. Elke keer ik hem zag die maand, riep ik vanuit de verte ¨Hola Edu¨ en het mooie was dat hij vaak al terug groette nog voordat hij zich omgedraaid had om te verifieren wie de afzender van deze begroeting was. Wat een vertrouwen in de wereld.







Waarna hij vaak op me afstormde en als ik geluk had hij me niet bokste op plaatsen waar ik liever niet gebokst wilde worden. Edu.
Wat een kanjer.
Ik zou er wel wat voor over hebben om hem deze ochtend in La Paz, Bolivia te mogen zien en hem over mijn hoofd in de lucht te zwieren.









Vrijwilligerswerk dus. Het begon met het bouwen van een extra huis in de "Jardin de Ninos", een kleuterschool die Mario en Rosita ongeveer 4 jaar geleden opgezet hadden en waar voor de verandering kwalitatief onderwijs op gratis wijze aangeboden wordt aan de arme gezinnen uit de buurt. Ofschoon ik het mijn vader niet verwijt dat hij indertijd het bouwkundig en technisch vermogen van zijn kinderen wist te beperken tot het "bijeenschoffelen van de takken en twijgen" die hij in een avontuurlijk gevecht met de snoeischaar voor ons in de tuin neermaaide, was ik heel blij met deze kans.






Er schuilt een timmerman in elke man, de vader van Jezus wist het al. En dus gingen we samen aan de slag, klonk het niet dan botste het maar. Mario, de Zen-heid zelve op het gebied van bouwkunde, suste regelmatig de frustratie bij een alweer scheefgeklopte nagel of niet loodrechte betonstreep door goedhartig te zeggen: "Al lang goed zo, Kwinten, doet er niet toe". We kregen ook dagelijks help van de gebroeders Braulio en Armando, 2 helden van werkpaarden. En terwijl Ritti "de planten deed", voelde ik me behoorlijk euh... mannelijk. Het machismo van Latijns Amerika wil ook wel eens wat.





Wat later begonnen we Engels te geven, in de ochtenden. Aan kinderen van 4 tot 15. Vanaf vier jaar dus, tot vijftien jaar dus. Zoals de pedagoog in u waarschijnlijk al opmerkte: daar zit knap wat leeftijdsverschil op. En dus ook anderstalige capaciteiten. Hierdoor moesten we onze niveaudoelen wat diversifieren. Zo sprongen we een gat in de lucht als de 5 jarige Rocio uiteindelijk "Good Morning" stamelde na 3 x op allerschattigste wijze "Buenos Dias" geantwoord te hebben op de vraag "Hoe zeg je Buenos Dias in het Engels?".






Of Henry, 5 jaar en hiernaast in herniahouding op mijn rug, die triomfantelijk "Yellow" uitriep nadat we, wijzend op een geel ding, hem vroegen hoe je geel in het Engels zegt, daarbij de eerste lettergreep "Yelll...." alvast prijsgevend.
















Maar het was prachtig.


De goede raad van mijn ouders indertijd opvolgend en uitdragend: ¨als we aandachtig bij de les zijn, moeten we ´s avonds minder blokken¨, al betwijfel ik of Sofia rechts van me daadwerkelijk de vruchten van deze wijsheid wist te plukken.


Al hoeft de boog niet altijd gespannen staan en can er now en then ook gedanced worden with Sebastian, een knuppel van 12 die het moeilijk heeft om de stilte te handhaven in georganiseerde situaties maar een enthousiasme uitstraalt dat de muren waar het helaas steeds tegen botst, doet smelten










Je moet weten dat het op dat moment vakantie was voor de schoolgaande jeugd in Peru, en de klassen allesbehalve verplicht. Ze kwamen dus uit vrije wil Engels leren, en de oudsten -pubers- waren echt gemotiveerd. En als er eentje dat eens niet helemaal was, konden we met een mopje of de opmerking "Maar beste Harold, als je ooit president van Peru zal zijn, moet je Engels kunnen spreken he boy", de aandacht erbij houden. Al hoop ik in het geval van de 12 jarige Harold eerder dat hij gelukkig mag zijn bij het eerste elftal van FC Barcelona, hij wist me namelijk meermaals horendol te dribbelen.





De eerste dagen druppelden de kids binnen en het nieuws deed al snel de ronde in het dorp dat er 2 Gringo's waren die gratis Engelse les gaven. s' Avonds bereidden Ritti en ik de klas voor, maar vaak volstond improviseren voor een geanimeerde en, al zeg ik het zelf, kwalitatieve les.






El Braulio ("een woedeaanval a day keeps the doctor away") en de kleuren




Na de middag gaf ik voetbalklas aan (voornamelijk) de jongens.






Uit een ver en bij wijlen traumatische grot in mijn geheugen wist ik nog wat oefeningen te herinneren van trainingen van mijn eerste voetbalploeg, waarvan ik de naam hier om estetische redenen niet wens te vermelden. Evenwel, het dictatoriale fluitje en de militaire drilsancties bij een minder goed gerichte pass liet ik achterwege, want Boudewijn de Groot wist het al "daar worden ze alleen maar slechter van".







En bovendien zijn we hier niet in het fucking Westen, en moet het dus niet allemaal zo perfect, een beetje vertier tijdens een training, daar gaat niemand dood van.














Ritti gaf acrobatie, wat op heel wat bijval kon rekenen. Want wie wil nu niet dingen kunnen, die de anderen van je dorp niet kunnen?



 

En we ontdekten tot onze heugnis dat Rocio, de schattigste, een waar talent had voor deze discipline, en geen greintje angst




(wat soms tot een hartsgrondige jaloezie, grenzend aan haat, leidde bij haar haat-liefde vriendinnetje Andrea, tsja zo gaat dat bij meisjes op die leeftijd).











Rocio, een klein, stralend lispelend meisje,



soms sjokkend als Oliver Twist in een te grote jas en met kapotte schoenen,
 















soms poserend als Tinkelbel op een magazinecover,

















gelukkig hier op aarde beland




Het volgende is misschien niet zo boeiend.


Op een avond in Cusco, in een cultureel centrum dat -wegens geen subsidies daar we in Peru zijn- haar inkomsten voornamelijk moest zien te delven uit de bar waar de alcohol welig stroomde, kwamen we een mooie man tegen, Tito genaamd.





 Dit cultureel centrum dus



Hij leek een beetje op Javier Bardem, was rond de veertig, had 17 broers en zussen en was de eigenaar van het cultuurcentrum. Hij straalde de rust uit van een rots en nodigde Ritti en mij uit om een paar dagen later Pacha Mama ( aka Moeder Aarde) te eren op een berg op zowat 1 uur van Cusco.













Een plengoffer dus, met bloemen en wijn en olie en rituelen en diep diep diep. Want zijn we niet allemaal kin'dren van moeder Aarde? Dat waren we, al kon ik het enthousiasme van Ritti over deze oeroude Incatraditie maar mondjesmaat volgen. Zo gezegd, zo gesnoven. Luttele dagen later vond ik mezelf op de markt zonnebloemen en rozen kopen, om op een berg te leggen, voor moeder Aarde dus.



Het was een mooie tocht, maar hoeveel rotsen ik ook vastpakte of hoeveel cocablaadjes ik ook in de wind wegblies, focussend op de Grote Drievuldigheid van Geest, Lichaam en Hart het grote Nirvana wilde maar niet opdoemen. Ik beperkte mijn spirtituele ervaring dan maar tot het bewonderen van de Natuur (uitbarstend als een vloedgolf), het aangename en rustgevende gezelschap van Tito en de Zijen, en het besef dat ik blij was in Cusco te zijn, meer bepaald in het project Helping Hands en daar goede dingen uit te voeren. Want laat ons wel wezen: soms is een 12 jarig schuchter meisje in locale Aldi-kleren dat nauwelijks hoorbaar de vervoeging van To Be foutloos prevelt en achteraf opgelucht ademhaalt en bloost als je triomfantelijk uitroept : "Liefste Carol, dat was nou 'ns helemaal perfect" meer spiritueel dan urenlang op een berg zitten proberen je Ego te verdrijven en voor een kwartiertje ofzo het gevoel te hebben dat alles zo puur en zo licht is en dat je het helemaal ziet, spirituele kruimels die je je de avond daarop nog nauwelijks zult herinneren, als je lurkend aan halflauw bier ritmisch zit mee te tokkelen op Desaparecido van Manu Chao in de locale gringobar.







Toen Mario en Rosita op een avond zeiden dat ze heel blij waren dat Ritti en ik zo enthousiast en goed werk leverden, iets wat helaas niet van elke vrijwilliger gezegd kon worden (dat zeiden ze zo), ging er een bij mij een belletje branden (inderdaad, een belletje branden). Me bewegend op het randje van een spirituele ervaring, besefte ik dat Ritti, Myra (een Amerikaans meisje dat onze rangen was komen vervoegen) en ik een onnoemelijk groot voordeel hadden: komend uit het veelal rijkere (vanuit financieel oogpunt dan) Westen hadden we allemaal een netwerk van vrienden en sympathisanten, die misschien wel een pleuro of 3 konden missen, ten bate van een goed werkend maar financieel beperkt project.

Want hoewel Mario na zijn werk als docent, de das nog om en lichtjes vermoeid, vaak nog wat bijtimmerde in de Jardin, het was duidelijk dat Helping Hands moest roeien met de weinige riemen die ze had. Een ludieke sponsoractie drong zich op. Het feit dat Ritti mijn roodgloeiend enthousiasme "laten we die berg daar zo vaak mogelijk op- en aflopen, met vlaggen enzo, iets episch, en we laten onze vrienden en families ons sponsoren" eerst met medelevende - (een beetje zoals je naar een Mongooltje kijkt) maar toen ze doorhad dat het me bittere ernst was met argusogen opnam, sterkte mijn overtuiging alleen maar dat ik op een (zij het misschien enigszins geschifte, maar alleszins fantastische) goudader gestoten was. "Ik dacht eerder aan iets minder euh...uitputtend, waarbij de sponsors iets tastbaars in handen krijgen, een euh...foto ofzij, met, pak hem beet, Machu Picchu op de achtergrond".




Machu Pictures. Eveneens geniaal natuurlijk, klonk het in mijn sissende hersenpan. Na even op epische wijze in het verre niets gestaard te hebben, en zoals Don Corleone senior frunnikend aan mijn denkbeeldige krulsnor, hief ik mijn rechterhand lichtjes en pauselijk op en beviel: "we doen ze allebei". En zo geschiedde.




Myra, het Amerikaanse meisje, dat sinds luttele maanden op legale wijze alcohol tot zich mocht nemen (en zich deze dan ook welig liet welgevallen, zoals mijn kwade kant spoedig zou opmerken, toen ze vergezeld van een kater en een Chileen op een zotte ochtend verstek liet gaan voor de Engelse les die.. euh...zij euh moest geven), Myra dus, sinds 2 dagen in ons appartement ingetrokken moet zich ongetwijfeld een hoedje verschoten hebben, en, bleekjes glimlachend, gedacht hebben dat we beiden knetter waren terwijl ze de woest opdoemende berg die ze te lijf zou moeten gaan en die haar vanuit het venster toebrulde ongetwijfeld uit haar ooghoeken probeerde te bannen.









Knetter

Omdat we het geld niet hadden (of niet wilden hebben) om zoals de meeste toeristen de peperdure trein te nemen vanuit Cusco naar Aguas Calientes ( het dorp pal naast Machu Picchu) moesten we op zoek naar een goedkoper alternatief. Die bestond uit het nemen van een vijftigtal bussen, doorheen modderige paden waarbij we soms een rivier moesten doorwaden en aan de andere kant door een door de buschauffeur opgebelde vriend werden opgewacht, die ons dan verder meenam tussen de pijpenstelen.




Of over een afbrokkelende weg hollen die half naar beneden kwam en je je passen goed moest timen om geen rotsblok op je snufferd te krijgen. Living on the edge ofzo, wie zal het zeggen.












En dan moest de Hernia-wandeltrip van 3 uur in het donker over de rails in de regen tot in Aguas Calientes nog beginnen.






































Bon, de volgende ochtend om 5 uur in de ochtend moesten we eraan beginnen: zowat 200 foto´s nemen met Machu Picchu op de achtergrond ( 200, want bij 1 op de 2 foto´s ging ik met ogen dicht of domme neus staan). Voor het goede doel uiteraard. For the ninos, van Peru. Nu, dat laatste kon de bewakers aan de toegangspoort niet zo veel verdommen, want niet gehinderd door enige flexibiliteit, zeiden ze stuurs dat het niet toegestaan was foto´s te nemen met promotie voor ´welke organisatie dan ook´. ¨Maar het is for the Ninos, uit je eigen land, man toch!¨ probeerde ik nog, en ik voelde mijn onrechtvaardigheidgevoel gal spuwen, maar het mocht niet baten. Machu Picchu op achtergronden van foto´s voor goede doelen, kon niet door de beugel. De bewakingscheffen (of hoe noem je zo ´n lui) zagen de donderwolken der verslagenheid op Ritti`s en mijn gezicht en als teken dat ze ook wel toffe peren konden zijn als het echt moest, zeiden ze dat ze een oogje dicht zouden knijpen en dat we 1 ( EEN) foto mochten nemen, met het papier van Helping Hands in de lucht, en Machu Picchu op de achtergrond. Ok, dankuwel, zeiden we, wegbenend naar een verlaten plekje en in het achterhoofd bedenkend dat we 200 foto`s moesten nemen en kwade, gehaaide bewakers moesten zien ontlopen. Probeer op deze wijze maar eens te genieten van het 4 de Wereldwonder...


Maar goed, het draaide allemaal goed uit. We vonden een mooi uitzicht, niet het superklassieke want dat stond tegen die tijd al lang vol met Chinezenn en werd door een gluiperige bewaker dictaturiaal bestuurd, maar een uitzicht, wat meer afgelegen.De nevel rond Machu Picchu klaarde tot mijn geluk ( want een zichtbare Machu Picchu is belangrijk op een Machu Picture) op en de mystiek van de plaats kwam neig tot uiting. En de bewaker was een geschenk van God, een brave gozer, die mits wat chocolade en amicale vragen gepaaid kon worden.¨Wat begroetingen, voor vrienden¨, zeiden we. Zowat 2 uur later was alles ingeblikt en konden we beginnen genieten van de wondermooie site.




























En het was ook echt mooi. Omdat Machu Picchu in een mist van mysterie baadt en het bv. nog altijd niet duidelijk is waar het in feite voor diende, wat de bedoeling was, namen we geen gids ( wat ging die ons immers te vertellen hebben? ¨Geen flauw idee, jongen¨, ¨Moet je mij toch niet vragen, jongen¨, ¨Dat is inderdaad de vraag, jongen¨) maar kuierden we wat rond en baanden ons een weg door de Japanse toeristen die er duchtig op los kiekten. Wat wil je ook.

En ik probeerde me de Incakeizer in te beelden op het moment dat die de opdracht gaf op deze hoogte een wereldwonder te bouwen. En ook de bedrukte gezichten van de slaven of lijfeigenen of vrijwilligers (¨dat weet ik toch niet, jongen¨) die wat later die dag  ´s avonds thuiskwamen en gebogen over een kom soep en homp brood tegen hun vrouw verzuchten: ¨Yep, Sonja, we hebben het vlaggen. Hij wil het helemaal boven, op de top. Uit keiharde steen. En volgens de sterren¨.
Vrouw Sonja: ¨Dedoeme toch¨




Omdat geld inzamelen voor een goed doel niet altijd makkelijk hoeft te zijn, hadden we dus ook nog een 2de pijler georganiseerd, The Mountain of Solidarity, die zoals al aangehaald vooral mijn enthousiasme wegdroeg. Het feit dat ik dagelijks tot mijn heugnis berichten mocht ontvangen van vrienden of familie of ¨wow Annelies/Luc/Aka/Yves/Jeroen/..., dat had ik nu eens helemaal niet verwacht, zo cool!¨ werkte op mijn energiepijl als een rood doek op een stier. Ik begon als een maniak aan de voorbereidingen in het appartement, ging elektriciteitsbuizen kopen (liggen lekker in de hand en wegen minder) voor de vlaggenmasten, want zonder vlaggen ging het feest niet door. Ik bedoel: epische dingen moet je op epische wijze in de verf zetten, niet? 


 
Dus alle namen van de sponsors op de vlag gespeld ( ik had ze liever in gouden letters gezien, maar dat bleek praktisch niet haalbaar, hetgeen ik bijna kon aanvaarden), en ik zag het zo voor me: sleuren met die vaandel, liefst nog tegen de wind, terwijl de regen op ons neersloeg maar wij niet hoor, nee wij gingen door, door, regen, sneeuw, wind, laat me lachen, als Spartanen die berg op en af, het zweet gutsend over puffende lichaamsdelen, onze kleren als verschrompelde vodden rond ons lijf, het bloed van de doornen stromend, de tanden wegbijtend, de blik op oneindig, blijven gaan, op en af, en als je denkt: nu kan ik echt niet meer, nu ben ik totaal leeggelopen, wafaa, er nog eens tegenaan, alles for the Ninos...

Mijn 2 medebewoonsters, Ritti en Myra, waren getuige van mijn voorbereidingsadrenaline en, al dan niet met een bang hart, stonden erbij en keken ernaar.

Daags voordien, omstreeks 2 u snachts waren we klaar met de voorbereidingen en hadden we 3 uur nachtrust om de volgende dag aan de Sisiphusarbeid te kunnen gaan. Om 5 uur 's ochtends ging de wekker en bruisend van  energie wekte ik de meisjes. We hadden geluk want de klimaatschommelingen hielpen een handje mee. ¨Kijk, het is een heldere dag¨, juichtte ik iets te enthousiast in de richting van Ritti die, een kop koffie tegen zich aangedrukt, nog aan het bekomen was van het pijnlijk vroege krieken van de dag en me droog toebeet dat het nog donker was, en dat het predicaat helder op zo´n momenten totaal inadequaat is.

Om 6 uur waren we aan ons startpunt: het winkeltje van Vicky en Karen en kids Henry en Christian, op slechts 3 dolle honden afstand van de Jardin en aan de voet van de te kloppen berg. We hadden 3 camera´s om foto`s en filmpjes te trekken van het hele gebeuren (want anders zeiden we achteraf toch gewoon tegen onze sponsors dat we de berg elk 200 keer beklommen hadden, bedankt Einstein). 




Het begon allemaal heel strak, bucolisch en vrolijk, en zowat iedereen glimlachte. De kinderen van de Jardin kwamen supporteren en liepen een eindje mee of staken ons maiskolven en water toe, de zon klom samen met ons mee naar boven. Twee politieagenten die kwamen checken wat er in hemelsnaam aan de hand was met die rode vlaggen op die berg in hun vredig dorpje, werden geruststeld en verlieten algauw het schouwtoneel, eveneens glimlachend in de wetenschap dat we geen terroristische groepering van het type Sendero Rojo waren maar geld inzamelden voor de Ninos.


Naarmate de hellingen meer en meer op ons afkwamen, steeg de vermoeidheid en werden de eerste barstjes zichtbaar. Omstreeks noen, toen ik net voor de 5de keer was bovengekomen, vertelden Jhoel en Ruby me lachend dat ¨alles weg was¨. Wat? Wat was weg? Ik vroeg het, half duizelig, steunend op mijn vlag en vanuit een ander universum. De fotos, proestten ze. De fotos.
Jhoel en Ruby zijn 2 sympathieke pubers die we de opdracht gegeven hadden zich op de top te posteren en telkens iemand bovenkwam een goedgemikte foto of filmpje te schieten, en die bij het experimenteren (dat gaat zo op die leeftijd) met de camera de optie *erase all pictures* ontdekt hadden, en omdat we het werkwoord To Erase nog niet besproken hadden in de Engelse klas, zich van geen kwaad bewust, al ons kostbare beeldmateriaal van de laatste 24 uur naar de eeuwige jachtvelden gestuurd hadden.

Eens dit nieuws tot ons doorgedrongen was, werden Ritti en ik razend. We spelden de losbandige pubers op de top van de berg de les, waarbij woorden als ´verantwoordelijkheid´ en ´motivatie´ en ´geweldig ontgoocheld`door de lucht schalden. Het was de enige keer in een hele maand zijn dat we onze stem moesten verheffen. De vermoeidheid speelde hierbij ook een rol, maar het was een klerezooi en onze motivatie om verder te doen zonk naar een nulpunt. Voor Ritti, filmmaakster en dus super gevoelig voor bewegende beelden en mediaproducties, moet het verlies van alle foto's en filmpjes als een soort abortus gevoeld hebben (als je dat zo kan en mag zeggen). 

Bon, we hadden mentale rust nodig om deze klap te incasseren, maar plots begon de zon weer te schijnen toen Myra, Ritti en ik opmerkten waar het hier om ging. ¨Zeg maar euh meiden¨, zei ik, toen ik al wat afgekoeld was en de ratio terug begon binnen te dringen ¨eigenlijk doen we dit toch niet om een cool filmpje te kunnen maken, maar om euh geld in te zamelen voor deze kids hier, die ons hier beteuterd en beschaamd niet durven aankijken na onze tirade?¨

Yep, zo kan het soms gaan.

En een half uur en wat chocolade later sprongen we weer recht en met nieuwe brillen, nieuwe energie, nieuwe hoofddeksels en nieuwe strijdkreten (Sjibiee). Na al onze kleine vrienden met de woorden "we waren niet kwaad op jullie maar op de situatie" omarmd te hebben, zetten we het gevecht met de berg verder. In de diepe namiddag kregen we het plots alledrie enorm moeilijk en op onze heupen van zowat alles. Het moet dan ook louter aan mijn vermoeidheid toegeschreven worden dat ik bij de 8ste klim tegen Ritti en Myra snauwde dat ze ¨bij hun vlag moesten blijven, niet de kids, maar zij moesten die vlag dragen, dat was het concept¨ of bergop kruipend schattige vragen van kleine Sofia als ¨vind jij schelpen leuk?¨ grommend negeerde. 

Maar zoals dat gaat met irritatie: die verdampt na een poosje. En al vlug vonden we elkaar weer net zo leuk als de schelpen die her en der en vanuit een ver millenium, toen alles nog zee was, op de flank van de berg te vinden waren.

Het was al donker en alle kinderen waren al naar huis, toen we voor de laatste keer met de 3 vlaggen de berg op stommelden. We klommen, zachtjes en stap voor stap, en voelden geen pijn meer, louter verrukking. Op de laatste top in de donkere nacht hadden we een prachtig uitzicht op Cusco en bruisend als 3 fonteinen plantten we de vlaggen, waarbij, en dat zweer ik, de hele wereld een beetje lichter werd.