zaterdag 7 juli 2012

The Machu Picchu Quiz


Een taal is nooit af. Dat zit er bij mij goed ingepeperd, sinds ik op m'n 16 de tijdens de examens, op een avond, zo rond etenstijd iets te enthousiast de trap afvlinderde en triomfantelijk uitriep "dat ik klaar was met mijn Frans" maar mijn vader daarbij droog opwierp dat "een taal nooit af is" alvorens me met een korte doch vastberaden kinneknik terug naar de vocabulaire, grammaire en passe composees in mijn kamer te verwijzen. Al wil ik hiermee niet zeggen dat mijn vader een authoritaire persoonlijkheid bezit die op de wanden van stemhokjes heimelijk "eigen volk eerst" krast , verre van. 

Nee, wat ik wil zeggen is dit: een taal is nooit af.

Balen uiteraard, dit axioma, maar ik realiseerde me het gelijk ervan, toen ik een dag of 2 geleden een Spaanse toespraak gaf voor de buurt in Los Nogales, op de "feestdag van de leerkrachten" (niet gelogen) en mijn voorbereide mopjes niet het verhoopte buldergelach teweegbrachten bij de goegemeente. Misschien bracht ik ze niet goed, kan ook, maar logischer lijkt dat mijn Spaans, ofschoon goed genoeg, nog steeds veel beter kan, zeker als het op komische nuances in de veronderstellende, toekomstige wijs aankomt.








Wat ook nooit af is, is het werk in een kleinschalige organisatie als Helping Hands in een ontwikkelingsland als Peru. Want ga maar na: in een buurt als Los Nogales waar het merendeel van de gezinnen met een handvol pleuro's moet zien rond te komen (kinderen, voedsel en helaas soms ook drank voor de echtgenoot inbegrepen) kan er altijd wel iets gedaan worden.

Noem iets, en het heeft zin. Een touw vastpakken en een eindje wegspringen met 4 kleutermeisjes bv, zodat hun ouders even kunnen uitrusten zodat ze zich daags nadien weer uit hun bedstee kunnen hijsen om op het land te gaan werken. 













Of Engelse les geven aan jeugd, waarbij elk onthouden woord een gewonnen woord is en zal zijn. 





Of ajuinen en pepers kopen bij Vicky, en niet bij de concurrentie. 

Bij Vicky dus, omdat haar man heel ziek is en dringend geld nodig heeft om zich te laten behandelen. En omdat hun zonen Henry en Christian helden van kerels zijn, en op een prachtige manier op hun tanden bijten, dwars door de familiale ellende heen, en toch nog lachen, en hun tol blijven rondtollen op de verharde aarde voor hun huis, baasjes die steeds al vanaf de verte op me toerennen, met in hun kielzog Olivia (de enige hond op aarde waarvan ik geen koortszweren op mijn kin krijg) terwijl Karen, hun oudere zus, een eindje verder het hele gebeuren met pretlichtjes opneemt en me in haar winkeltje elke dag even uitbundig blijft begroeten, alsof het nog steeds die eerste avond van mijn terugkeer is .


Met Henry

Of plastic flesjes verzamelen, die aan een weduwe wat verderop gegeven kunnen worden, die er - op 1 of andere manier via 1 of ander bedrijf- een habbekrats voor kan krijgen. 

Of die flesjes stomweg met aarde vullen en zo tot bakstenen transformeren die kunnen dienen voor de nieuwe "moestuin" die binnenkort naast de kleuterschool zal verrijzen. Noem iets, en het heeft zin.

Dit laatste werkje, het vullen van plastic flessen, is trouwens een heel neige bezigheid. Je zou het niet verwachten, maar het is op het randje van verslavend. Eerst zie je er enorm tegenop, kom zeg, wat een hersenloze nihil-arbeid, ik ben toch geen legkip aan een batterij, maar na een poosje begin je tactieken te bedenken om het goedje sneller en efficienter in die fles te krijgen, je merkt op dat hulpstukken sneller dan je handen werken, en zet muziek op, en verzamelt een bonte groep kleuters rond je en enthousiasmeert hen om samen zo veel mogelijk flessen te vullen, "hup hup, Abram is aan het winnen, piraten, wie o wie houdt hem tegen?" En naast je stapelen de flessen, de bakstenen zich op en krijgt de moestuin met elke ingekiepte korrel aarde een beetje meer gestalte.

En er is nog zoveel werk en het is nooit af. Er moet een keuken gebouwd worden (waar voedzaam eten voor de kids gekookt kan worden), er moet een groetentuin aangelegd worden, er moeten bomen gepland worden, er moet een extra klas opgericht worden (want anders worden de kleutertjes en hun ouders na 2 jaar aan hun lot overgelaten), er moet een voetbalstadionnetje gebouwd worden (samen met mijn broer), er moet Engelse les gegeven worden, er moet blijven gedroomd worden, er moeten peters en meters met wat extra duiten gezocht worden (voor de allerarmsten)


Er moeten medische campagnes georganiseerd worden, er moet gevochten worden tegen de ondervoeding, er moet een psycholoog-pedagoog aangetrokken worden (want het is spijtig genoeg alleen maar logisch dat jongetjes als Mikael, die we hiernaast zien, en die dagelijks de vuisten van hun dronken vader zien tekeergaan op hun moeders, op een gegeven moment in de hand van de hierdoor nog steeds getraumatiseerde Duitse vrijwilligster Almut bijt),


Er moet geld gezocht worden, veel geld (want de Peruviaanse overheid steekt niets toe en heeft het veel te druk met de onderhandelingen over mijnexplotaties), er moet een fuif georganiseerd worden (om de ogen te openen van de Machu Picchu toeristen en hen duidelijk te maken dat niet alles van goud is), er moet een quiz georganiseerd worden (De Grote Machu Picchu Quiz, werkt altijd, Machu Picchu toevoegen, "eerste vraag, voor 10 punten: 'hoe heet het monumentale bouwsel, dat begint met een M, hoog in de bergen, gebouwd door...etc', er moet blijven gelachen worden, er moeten snottebellen afgekuisd worden, er moeten peuters in de lucht gezwierd worden (vooral de kleine David- wiens broek steeds naar beneden zakt- hierbij niet over het hoofds zien of hij schiet vol van onrecht en zet het op een huilen)...


Er moet over gewaakt worden dat de afgedragen broek van de kleine, graatmagere David niet tot op kniehoogte zakt (en het onrecht hem niet naar het hart schiet), er moet getimmerd worden, nagels moeten rechtgetrokken worden (en ijzerdraad kan veel vasthouden), er moet positieve energie uitgezonden worden, signalen van hoop gegeven worden, er moeten door de moeders mutsen en sjaals gebreid worden (zonder lama motieven, en tegen een faire trade verkocht in Belgie),









Er moeten kleren opgehaald worden (en uitgedeeld worden in dorpen die lijden onder de nachtelijke vrieskou), 












Er moet cement gekocht worden, en af en toe taart, en een muziekinstallatie die werkt, een beamer, eentje maar, 

en een clownspak.
Wow, een clownspak. Een echt clownspak, dat zou helemaal te gek zijn.

Wat gerelativeerd moet worden, moet gerelativeerd worden.
Wat serieus genomen moet worden, moet bloedserieus genomen worden.



Sinds ongeveer een maand ofzo ben ik "projectverantwoordelijke vrijwilligers " bij Helping Hands, en dat is mijn eerste titel in Latijns-Amerika (hetgeen me deugd doet) en het is me menens.

Het feit dat het me menens is, vertaalt zich in 2 aspecten (of 3 als je de splinters in mijn handen meerekent). Ten eerste, en ik verschoot me een hoedje toen ik het bij mezelf opmerkte, moet de verantwoordelijkheid in mijzelf zich af en toe kwaad maken. Zowel huishoudelijk als werkgerelateerd: Aan de bel trekken, de kettingen doen rammelen. Krijtlijnen uitzetten. Andre, de zonderlinge godsdienstleerkracht uit het middelbaar die ons indertijd op ethische wijze door onze puberteit moest loodsen "Jongens, vandaag gaan we naar de dierentuin, naar de beren, naar de mastur-beren", wist het al: soms moet je de vrijheid inperken met regels om tot een grotere vrijheid te komen.


Een huishouden runnen, jongens, wie had dat durven piepen? Samenwonen met 7 vrouwelijke exemplaren, waarvan minstens een drietal nog lijkt te puberen en 1 a 2 op geregelde tijdstip ontoerekeningsvatbare signalen uitzendt, het is niet altijd een pretje. 70 procent van de huisvrede komt ook nog eens uit de Verenigde Staten van Amerika en dat alles leidt dus af en toe onvermijdelijk tot een breuk.






Dit laatste soms enkel in mijn oververmoeide hersenpan, die -zoals geleerd van zowel mijn ouders als Barmhartige Samaritaan- dan tot 10 moet tellen om zich vervolgens terug te trekken in mijn kamer en in Honderd jaar eenzaamheid, dat laatste godzijdank in gezelschap van Gabriel Garcia Marquez.










Ik heb het dan niet over het verschrikkelijke Amerikaanse accent of de gebrekkige woordkeuze (Mark Twain draait zich om in zijn graf, Huckleberry Finn durft zijn ton niet meer uit). Ik heb het eerder over het op onmogelijke tijdstippen panfluit proberen te spelen, volhardend in zenuwinzinkend gepiep op siestamomenten, of over het pikken van mijn brood en tomaten (net op het moment dat ik zin had in, welja, brood en tomaten), of over het systematisch niet-afwassen-van-gekookte-vunzigheden, over het "oeps" op-mijn-computer-gaan-zitten, over het maandverband dat vroeg of laat wel door iemand anders van de badkamervloer geplukt zal worden. 

Of over die momenten waarop ik en De Sereniteit opgeschrikt worden door een hysterische woordenzondvloed, 2 deuren verder, een Dolle-Mina-tirade die me steeds opnieuw een halve paniekaanval bezorgt, waarbij er aan een hels tempo en met heel veel "Awesome-s" en "It was like-s" een anekdote verhaald -wat zeg ik: gebruld wordt, waarin vaak adonisen de dienst uitmaken, als was het alle dagen Hollywood. En waardoor mijn sereen kabbelend beekje verandert in een draaikolk van doffe ellende en tandenknarsende zieletogendheid. 

Misschien eens wat opruimen, meiden? Letten jullie erop de kraan dicht te draaien, meiden? Iedereen 7 soles voor de kuisvrouw, meiden! Opstaan,meiden! Over 5 minuten vertrekken we, meiden! Kan het wat stiller, meiden? Hoe komt het dat jullie nu pas aankomen, meiden?

Samenleven. Te nemen of te laten.



De brooddiefstal (die gelukkig uiteindelijk gekanaliseerd kon worden door een zangstonde "Take my breath away") leidde er uiteindelijk toe dat ik de viltstift ter hand nam en er sindsdien een briefje op de koelkast prijkt dat verklaart "Please only eat your own stuff, we are not in the Middle Ages and none of us is rich". Nooit gedacht dat ik dat nog zou doen, dreigbriefjes met verwijzingen naar de middeleeuwen op koelkasten plakken.


Maar bon, op andere momenten valt het dan weer reuze mee met de meisjes, is het best gezellig, is een mopje nooit veraf en ben ik blij dat ik de grote broer kan spelen, en met genoeg WC papier om je handen gewikkeld kan er veel opgeraapt worden van badkamervloeren, toch? 

Bovendien is mijn vriendin Ritti (met wie ik hier al was in februari) hier ook weer neergestreken, en we kunnen het nog steeds, zij het in een andere setting, prima met elkaar vinden.














Omdat een Amerikaanse gozer wel de indruk weet te wekken met goede inborst gepassioneerd bezig te zijn met de apotheek van Helping Hands, maar er mijns inziens te weinig mee uitspookt, botsen we wel eens. Dat is prima. Als bemiddelaar meermaals ervaren: mensen botsen wel eens. Afgelopen maandag hadden we een verhitte discussie over vrijwilligerswerk. Onze meningen hierover staan nogal lijnrecht tegenover elkaar, wat vuurwerk garandeerde. Waar ik de bemiddelingsterm "vrijwillig, niet vrijblijvend" toegedaan ben, lijkt hij meer van het principe "je doet wat je wil en elke uitgereikte tandenborstel is tenminste een uitgereikte tandenborstel".



Ik had al laten vallen dat ik soms wat teleurgesteld was in het engagement van de meiden, die niet altijd werk leken "te zien" (hetgeen ik, met de bouwwerf die de kindertuin is, haast niet kon geloven) of niet leken te "willen zien" (hetgeen bij mij de vraag doet rijzen why the heck je dan voor vrijwilligerswerk kiest). Er volgde zowaar een discussie over werkuren en het aanpraten van een schuldgevoel. Beeld je in.


Toen de gozer van de apotheek daarna over over het accepteren van andermans opinies en waarden over vrijwilligerswerk (altijd een dooddoener, die waardenacceptatie: "als het Hitlers waarde was om Polen binnen te vallen, dan moet ik dat, ofschoon ik het er niet mee eens ben, wel accepteren") begon, kreeg ik het eerst heel kwaad ("m'n tweeloop! waar is m'n tweeloop?!") en daarna heel triest ( 3 euro's per dag, wat verderop, een minihuisje en 5 kinderen) en daarna heel eenzaam (zo'n 100 jaar). 

Maar achteraf, want ook dat is volwassen worden en de 30 komt in zicht, excuseerden we elkaar. 














Waardoor ik sindsdien dus geaccepteerd heb dat niet iedereen dezelfde prioriteiten heeft, niet iedereen de realiteit een oplawaai wil verkopen en de jardin tot een kasteel wil uitbouwen, dat heel wat werk niet af zal geraken, heel veel zaken wat langer zullen aanslepen, heel wat dromen misschien pas volgend jaar een aanvang zullen nemen. En dat het soms eenzaam is. Maar dat het me ook veel deugd doet, in de Jardin bij het vallen van de nacht nog een compostbak in elkaar timmeren en er bij kampvuurlicht "Hugo Compost" op schilderen, voorzien van ogen en een mond zodat de kinderen, wie weet, getriggerd worden om hun bananenschil aan Hugo te geven en niet tussen de chipszakjes in de ordinaire prullenbak te kiepen.



Wat me bij het 2de aspect van het feit-dat-het-me-menens-is brengt, en wat in nauwe correlatie ligt met het Verschrikkelijk Belangrijke Principe "Evenwicht". Vermits er altijd werk is, en de opportuniteiten voor het oprapen liggen (een corrida, een schijt-je-rijk, een tombola, een Quiz voor de gringo's, een voetbaltornooi in het centrum,...pak het vast) heeft mijn geweten - ongetwijfeld wat uitgesleten door de wekelijse katholieke, schuldbewuste kerbezoeken die ik tot mijn 12 lentes moest afleggen, en god zag altijd alles, groot en streng als een agent- het soms moeilijk met het principe Rust.

Want bekijk het maar, elke seconde dat je uitrust, of even niets doet, of een boek leest, of welja een blog schrijft, is een seconde waarin je zoniet extra kleren kunt gaan zoeken, dan wel aan iemand Engelse les geven, of een berg op koersen en hiervoor sponsors zoeken, of naar Microsoft schrijven of ze 'n beamertje kunnen missen, of naar Coldplay mailen (je weet nooit...). 

Begrijp je?








Maar gelukkig (welk genie heeft dit uitgevonden?) is het allemaal niet zwart-wit!




Waardoor ik dus al bij al een mooie, en vooral interessante tijd beleef, hier rondom Cusco, waar ik de regelnicht in mezelf terug in de armen sluit en mijn doelstellingen niet al te SMART tracht te formuleren om geen paniek te veroorzaken.

In een intense, warme buurt, met coole kinderen, mooie mensen en koude nachten. Met uitdagingen in het samenleven met andersgeaarden, met veel werk, van verschillende aard, met genoeg geduld.





Met de broers Armando en Braulio, 
















Waarvan de laatste altijd kijkt alsof hij net een dinosaurus om het hoekje ziet passeren.


















Met Rocio, tinkelender dan Tinkelbel.




Met 23 teenagers from the United States, who came for 2 days to put their hands uit de mouwen, en die me vertelden dat als ze betrapt werden op kussen, ze door de oerconservatieve leiding terug naar huis gestuurd werden, waarna ik hen, toen de leidster even niet oplette, tot algehele hilariteit liet zweren dat als ze verliefd werden, ze hun hart moesten volgen en in godsnaam: kussen die handel, we zijn op kamp in Peru, niet in de Middeleeuwen. Lachen toch.



Met de inauguratie van de nieuwe etage, waar, eens er weer geld binnengedrupt komt, we aan de bouw van een keuken kunnen beginnen.



Met tradioneel dansen om de leerkrachten te eren, in fantastische kledij, trotse kindertjes, trotse ouders.












Met wat verderop kleine dorpjes, waar het s' nachts bibberen van de kou is, en waar extra kleren meer dan welkom zijn.

















En met, altijd, wat verderop, een kasteel om te dromen. 



O ja, voor ik het vergeet: als iemand een beamertje op overschot heeft, laat het me weten, ik wandel met plezier richting Lima om het daar bij de Nationale Post te gaan ophalen. Of een clownspak, een clownspak is ook welkom. Alvast bedankt