woensdag 25 april 2012

Janeiro's, Pinches e Petito's



Hoewel het me soms wel eens, zo op onbewaakte ogenblikken...












...durft toe te schijnen dat ik een loopje neem de Realiteit (wat dat laatste ook moge betekene),


















...maar me dat...








(vooral als ik aan ochtendlijke lijnbussen of parfumwinkels in de Bondgenotenlaan denk)













...eerlijkgezegd meestal nogal meevalt,














...verblijf ik al een maand ofzo in Rio de Janeiro, een stad in Brazilie.




Rio wordt vooral gekenmerkt door zon, strand, rotsen, zee, muziek, voetbal, marvelousness en tegenstellingen.






Voor de natuurlijke pracht kan ik voornamelijk naar Google verwijzen, over andere dingen wil ik het hier, al dan niet samen met u, graag even hebben.



De tegenstellingen wandelen hier samen, noodgedwongen hand in hand, over de straat. Arm woont in Rocinha en kan vanuit de favela het uur aflezen op de microgolfoven in het appartement van Rijk in Ipanema.

Straatarm, arm en op straat dus, ligt in Lapa te slapen terwijl Blank, Verwend en Dankzijpapa, allen hemd in de broek, met caiperinha's en blonde modellen in het rond dansen op dezelfde beats die hun minder fortuinlijke lotgenoot (veelal zwart) beletten de slaap te vatten, ookal oogt hij vermoeid vanaf zijn kartonnen matras.


Zichtbaar en onzichtbaar. De glanzende zestiger, kin wat omhoog, rentenierend en met een hoog voorhoofd,  in de waan dat een lichaam van een 18 jarige nog steeds tot de mogelijkheden behoort. Met wat verder, liggend in het donker, een bende kinderen (veelal zwart), snuivend aan flesjes met lijm,  bedelend om een reais, niemand die hen iets geeft ("ze kopen er toch alleen maar lijm mee") niemand die hen aankijkt, zelfs niemand die hen nog opmerkt in de schaduw van het treurige portiek.











En ondertussen hoor je de sambabeats, ba ba ba bam, wordt er druk naar voetbal op de televisie gegesticuleerd, zie je mensen lachen en wordt er gedanst met blikjes bier in de handen.








Politieagenten malen niet om de grote schaal die vlak voor hun neus door het rood oversteekt. Ze staan steeds goedlachs paraat om onmondige en verdwaalde jongens als ik terug op het goed spoor te krijgen, maar klussen 's avonds als maffiosi in favela's wat bij (die electriciteitsrekening gaat zichzelf niet betalen), waarbij er ten gepaste tijde een concurrent afgeperst, wat narco getrafficeerd of wat zwijggeld betaald wordt. Tenminste, als de favela al door hun troepenmacht "gepacificeerd" is. In andere favela's gaat de narco-oorlog tussen drugsbendes gewoon door en is het enkel door films als Cidade de Deus (mijn fetisj trouwens) dat we ze niet helemaal uit ons bewustzijn kunnen verdringen.



Verder kunnen, eens je door de make-up prikt, vrouwen in Gloria evengoed mannen zijn.
Dus zo blijft het altijd spannend, al kan ik dat laatste enkel vermoeden, meestal met grote ogen vanuit een voorbijrijdende nachtelijke taxi.

Sommige mensen hebben honden met meer kledingstukken dan de lokale dronkaards verderop in de straat.

Kinderen kunnen hier al kinderen hebben en worden geboren met meer ritme in hun lijf dan ik, ongeacht het fortuin dat ik aan salsaklassen zou besteden, ooit zal kunnen bevatten.



Op mijn bakkes.










Langs de gladgestreken, parelwitte stranden van Copacabana zie je blote bierbuiken, schrale onderbenen en uitgezakte poepen flaneren en joggen, in perfecte symmetrie met stomende gebeeldhouwde bodybuild-basten, maatje perfect (ben vergeten welk nummer 'perfect' weeral was) en voluptueuze rondingen, tenminste op die plaatsen waar rondingen door gezaghebbende magazines als aantrekkelijk beschouwd worden.






Maar, en nu volgt de clou, en als ik het neerschrijf lijkt het haast immoreel en het is heel moeilijk te begrijpen als je hier niet dagelijks rondloopt: het lijkt alsof dat de pret hier in Rio niet kan derven.


Ik heb het dan niet over mijn pret, maar over De Pret.





Ik ben hier zowat een maand geleden neergestreken, letterlijk dan, vanuit de lucht dus, nadat mijn ratio al spoedig doorhad dat het leven hier heel wat duurder uitdraait dan in het zieletogende doch prachtige en dappere Bolivia, en (tegen alle klimaatopwarmende logica in) een bus van aan de grens in de Amazone tot in Rio slechts luttele duiten goedkoper bleek dan een vlucht vanuit Campo Grande. Campo Grande is een prefab stad op een 4 tal uur rijden van de Braziliaans-Boliviaanse grens, waarover ik verder geen mening heb.

Ik had ondertussen al begrepen dat ik het niet bijster ver ging trekken met mijn Portugese improvisatiebrouwsels van het Spaans en botste vanaf de Braziliaanse grens al meteen op onbegrijpende en meelevende blikken die vooral leken uit te drukken "Waar heeft die knul het toch over?". Gelukkig, want zo gaat dat, kwam ik een oersympathieke gozer tegen op de bus naar Campo Grande, Allison, en in het Engels geraakten we aan de keuvel en voor ik er erg in had, was ik uitgenodigd om de wachttijd die ik nog had hem huis door te brengen. Dat verblijdde me want naast het feit dat het altijd veel leuker is bij locals te verblijven dan in een concentratiekamp- dormitorium in een hostel, begon al vanaf de grens ook mijn portefeuille te protesteren bij elke reais die eruit gedrukt moest worden en weigerde op te houden met blaten dat "dit of dat in Bolivia toch minstens 10 keer goedkoper is".

Omdat ik al een maand of 8 zonder enige vorm van inkosten leef, moet ik, of ik het nu wil of niet,  krenterig doen over elke keutel.

Ofschoon de conversaties met de rest van familie Allison vooral beperkt bleven tot schaapachtig glimlachen, beleefde ik 2 mooie dagen en was het zonneklaar dat ik met mijn gat al meteen in de gastvrije boter der Brazilianen gevallen was. Hierdoor kon ik het dan ook beter verteren dat malafide personen mijn kredietkaarten bleken gelicht te hebben voor duizenden euro's, vanuit Domenicaanse Republieken allerhande.

Nu, op zo'n momenten, en daar moet ik dan ook weer eerlijk in zijn, ben ik dan wel weer blij uit Belgie te stammen, want ik weet niet of ze in Soedan ook een noodnummer voor kredietkaarten hebben met vriendelijke stemmen die je verzekeren dat "niet alles verloren is" en je uitleggen wat te doen. Zodat je niet naar een machete hoeft te grijpen.

s' Nachts bij storm vanuit de lucht afdalen naar in Rio is een speciale ervaring die ik iedereen kan aanraden. Je ziet plots het organisme liggen: een zinderende stad vol lichtjes, uitgestrekt en geworpen over de bergen en dalen, naast een oceaan die lijkt in te beuken op de stad en stranden uitspuwt, de inham van Botafogo die als tijdelijke veilige haven kan dienen, de volgebouwde rotsen waar favela's de wanorde regelen met coctails van caipherina en molotov. En de regen verdampt meteen in de zwoele avondlucht. En uit alle hoeken en kieren stijgt noodgedwongen plezier op. En je beseft: dit hier, deze stad, deze symbiose van sferen, kan eigenlijk niet, is eigenlijk niet mogelijk. Losgeslagen, een krioelende jungle met in de metrostations een vloersticker "Mind the gap".

De eerste week verbleef ik bij Adriana en Marta, 2 Colombiaanse meisjes die aan Copacabana woonden. Adriana, oertof en 2 jaar geleden tijdens de Wereldbeker op groot scherm in Rio leren kennen, studeerde nog steeds dermatologie en kon het zelden tot nooit laten om me op mijn falend zonnecremegebruik te wijzen.








Marta en Adriana














Ook heel cool om Daniel terug te zien, een jongeman naar mijn hart waarmee ik al na 5 minuten opnieuw zinsneden als "it's flirting with Assymetry, but it's not totally the same" of "nobody promised us it's gonna be a fun ride" de revue van onze conversaties zag passeren. Waarop we gezwind meer bier  lieten aanrukken op het plein Sao Salvador,


het volkse epicentrum van onze bespiegelingen, waar het wemelt van melancholische toogfilosofen, verdwaalde Jack Kerouacs, genietende koppeltjes, bierlurkende zwangere vrouwen en omhoogspringende kinderen.

Ik bedoel maar.


Samen met twee tofferds uit Belgie (meer bepaald Waalse tegenvoeters) Sophie en David, ging het wat later terug de Pan de Azugar op. Je weet wel, die bekende rots tegenover de Christus. Ik herinnerde me het binnenweggetje van 2 jaar geleden nog en het duurde dan ook niet lang of we zaten allemaal een eindje weg te mijmeren op de rots, terwijl de bliksem wegsloeg en Adriana "het probleem is niet omhoog, het is achteraf omlaag" niet te overtuigen viel om ons wat hoger op de berg te vervoegen. Waarna wat later de regen begon neer te zeiken en de hele berg in een wildwaterbaan omtoverde.











Hetgeen briljant was.













Onverantwoord sporten, bestaat er iets neigers?














En net op het moment dat ik besefte wat een onwaarschijnlijke pietzak ik was, in deze stad, met deze mensen en dit weer, arriveerde Vaders Mooiste en Moeders Liefste, mijn hoogsteigen broer Petito (al vrees ik dat jullie "Jozef" moeten zeggen).





Hij ging zowat drie weken in Rio blijven. Dit in tegenstelling tot 2 jaar eerder, toen hij "ik krijg stress van steden" bij aankomst meteen aankondigde na een tweetal dagen uit Rio te zullen willen vertrekken maar daarna totaal gebiologeerd de zwelgende aantrekkingskracht van de stad moest onderkennen en er niet uit weg te slagen viel.



Het bezoek van Joos had ik vooral te danken aan het feit dat hij research moest verrichten voor zijn op til zijnd project, waarbj uitgestorven beesten de dienst uitmaken.











En geen plaats ter wereld die een uitdeinend al dan niet existentieel conflict als dierenextinctie, willekeur, survival of the fittest en andere catharsissen beter belichaamt dan Rio de Janeiro, de plaats waar Jezus, als je maar genoeg je nek uitsteekt, op je neerkijkt.










We hadden onze intrek genomen in een residentie in Santa Theresa, een kunstenaarswijk op een berg en na de kamer met fenomenale uitkijk gedurende 5 seconden gemonsterd te hebben besloot Petito zonder verpinken: "neig, maar een en ander moet hier toch herschikt worden". Ik, al een 8 tal maanden uit roulatie wat samenleven, meubelerie en herschikkingen betreft, verschoot me een hoedje maar liet de golf rustig over me heen gaan en kon enkel heel blij worden om terug, als de Verloren Zoon uit de Bijbel, herenigd te zijn met mijn broer en dan nog wel in onze favoriete stad onder de maan.

Nadat luttele ogenblikken later het eerste geschil (een twistappeltje over het smeren van Voltarem, waarbij ik Petito's tube ongevraagd  "gewoon al vast had jong!" )  een feit was, werd de mantel der liefde langs beide opgeduikeld, en die zou, met haar plooien die makkelijk gladgestreken konden worden, de komende 3 weken nog meermaals haar nut bewijzen.













De Petitoburger werkte elke ochtend een eindje weg in de kamer, die door zijn genie ook half als atelier gebruikt werd. Eens dat niet-spreekwoordelijke varkentje gewassen was, begonnen we gedurende ongeveer een kwartiertje te verzuchten hoe zalig het was om terug hier in Rio te zijn, hoe fascinerend de stad en waarom we wat van iets vonden, waarop we daarna vaak een balletje gingen trappen, daar de boog in Rio zelden gespannen staat.






Het door ons uitgedokterde voetbalspel "kassen" bleek een voltreffer en was de aanleiding tot 3 dolcompetitieve weken, waarbij de ander onophoudelijk gejend mocht geworden over zijn het nakende onderspit "Vandaag ga ik je eens niet sparen, baas" dat hem wat later op het voetbalpleintje in Botafogo te wachten zou staan. Dat we voortdurend in gebroken Portugees jongelingen die mee wouden spelen moesten weigeren "een speciaal spelletje, een competitie, enkel met 2 mogelijk" was een tikkeltje genant (te weten dat we al een flink eind in de twintig zijn, een leeftijd waarop euh...) maar levensnoodzakelijk.

Uiteindelijk, een dag voor hij vertrok, liet ik Petito winnen. Hij was namelijk diegene die naar Belgie terug moest, had geen souvenirtjes gekocht en ik had al snel begrepen dat een eindoverwinning voor hem van meer waarde was dan voor mij. Puur altruisme dus. Sommigen gaan daar de geschiedenisboeken door in.


Het andere luik dat we tijdens onze sessies "laat de innerlijke kleuter in jezelf vrij" beoefenden heette Golven Berijden, waarbij je je lichaam als surfbord gebruikt om de welig tierende reuzengolven van Copacabana of Ipanema te bedwingen. Hierbij konden we ongestoord lyrisch doen (geen kat die ons verstaat) over aankomende golven " Wow, die doen we", "Hooold the line" of elkaar ten gepaste tijde coachen " Duiken, Kwin, DUIKEN". Vooral Joos was enorm beslagen in het analyseren van de golverij, halve waarheden die meermaals op geproest uitdraaiden, zeker als 1 van ons tegelijkertijd heimelijk aan het pissen was. Ach, zijn we niet allemaal jong geweest?

Ondertussen bleef Petito dagelijks nauwgezet en minutieus (met voortdurend een snuifje autisme op de loer) aan zijn project werken, op een wijze waarvan ik - die de laatste tijd iets minder georganiseerd rondleef- grote trotse ogen trok.

Het schoot goed op en injecteerde de dagen met een Zen-gehalte dat zelfs tantrisch mediteren niet klaargespeeld zou krijgen.



De vraag "Of ik misschien iets kon doen?" leidde ertoe dat ik de komende 2 weken dagelijks gedurende zowat een half uurtje of zolang mijn pols het kon rekken het menselijk genoom (bestaande uit combinaties van A, G, C en T) mocht uitschrijven op A3 papier, als een zwakzinnige monnik uit de middeleeuwen.

Maar de gemoedsrust was een feit en het is nog nooit zo plezant geweest om vier letters na elkaar te blijven pennen.


Ookal wauwelde Petito, toen de Sisyphusarbeid volbracht was, luttele uren voor zijn vertrek naar Belgie, dat een combinatie van 10 A's zelfs voor een heel speciaal menselijk genoom wel heel speciaal is.







Wat misschien nog veel specialer was dan het menselijk genoom (dus je moet al niet vragen), was ons bezoek aan de favela Santa Marta, al mag je eigenlijk - zeker als buitenstaander- het woord favela niet meer gebruiken omdat het een zeker dedain zou weergeven.










Onzin wat mij betreft, want als er iets is wat ik niet heb voor een favela is het dedain.

De communidade dan maar van Santa Marta is redelijk wonderbaarlijk. Het is de steilste favela van Rio de Janeiro, op een boogscheut van het Christusstandbeeld, dat (tenminste als mijn perspectief het niet liet afweten) helaas met zijn rug naar de wijk staat.








Sinds een 5 tal jaar heeft de politie de drugdealers buitengewipt, en is Santa Marta dus "gepacificeerd". Al leren films als "Tropa de Elite 2" dat dit niet hoeft te betekenen dat alles er spijs en vree is en dat de politieagenten -het vlees is zwak- vaak geen gram beter zijn dan drugsbaronnen als het op moraal aankomt.






















Hoe dan ook, zowel Petito als ik waren helemaal gefascineerd door het kronkelende web van kleine weggetjes, de trappenlabyrinten met open rioleringen, uitpuilende, overhellende huizen, in elkaar geflanste constructies die als pure chaos op de berg neergegooid leken. En waar er geroeid werd met alle riemen die voorhanden waren en de inwoners zich verzoend leken te hebben met hun leven waarin er plots, om een of andere reden, toeristen zich aan hun buurt begonnen vergapen, maar hier geen rancune bij leken te hebben maar sterker nog, de aliens met kodak vriendelijk welkom heetten.




1 van de redenen waarom toeristen zich, gewapend met een kodak en vaak een verontschuldigende blik waaruit vooral de hoop spreekt niet overvallen te worden, op de heuvel van Santa Marta kunnen wagen is dat sinds enkele jaren men in de favela resoluut gekozen heeft voor toerisme, en hierdoor ook vele buurtbewoners in een job voorzien kunnen worden.



Bovendien heeft Michael Jackson (je weet wel) indertijd hier een clip opgenomen, "They don't care about us", zo heette het kooksel, en dit was natuurlijk een hele eer en nu Michael naar het eeuwige Neverland verhuisd is, werd er een standbeeld voor hem gebouwd, dat zich uiteraard neig liet wegkieken.




Wat later ging ik met de Colombiaanse vrienden (de familie van Adriana was haar komen bezoeken) en Belgische Sophie op weekend naar Parati, een soort tuin van Eden op 4 uur van Rio, terwijl Joos in Santa Teresa bleef werken aan zijn project. Over zijn besognes die dagen kan ik dus niets vertellen, maar aarzel niet om hem dit per mail te vragen.






Parati. Wat was me dat jongens.



Wel jongens, dat was voornamelijk de mooiste samenloop van oceaan en land (het woord 'strand' dekt de lading niet) ooit door mij beleefd. Met daags nadien een bucolische watervallentocht die, vermits je van rotsen kon springen en aan touwen kon bengelen, ook nog adrenaline losweekte.











 


En dat alles in een neig Colombiaans gezelschap, waardoor, zeker als er nog cachaca over gegoten wordt, het gemis van Joos enigszins opgevangen kon worden.

















Huilend van blijdschap vielen Joos en ik elkaar die avond in Santa Teresa weer in de armen. Doorheen zijn tranen beloofde ik Jozef dat ik hem nooit meer alleen zou achterlaten, zo ver van huis, in Rio de Janeiro, een stad vol boeven.


Het was al een poosje mijn (natte) droom om een foto met Ronaldinho te nemen. Je weet wel, die geniale Braziliaanse voetballer met een beetje een paardengebit die indertijd bij Barcelona het mooie weer maakte, het is te zeggen: alvorens hij de geneugden van pintelieren, boemelen en discotheken afschuimen ontdekte en zich hierdoor zowel bij Barca als later bij AC Milan onmogelijk maakte.

Hij dikte ook neig aan, wat wil je, als je dagelijks een barbecue organiseert voor je vrienden. Teruggekeerd naar Brazilie, bij de club Flamengo in Rio de Janeiro, aan een vorstelijk loon, en nog steeds de fratsen niet verleerd, oogst hij heel wat kritiek.

Maar bon, wat wil je ook: het valt een beetje te vergelijken met Jean Claude Van Damme die, na jaren in Hollywood, terug naar euh...Damme gaat en daar in het parochiale toneelgezelschap Cinderella moet vertolken.

Een mens zou voor minder naar de fles en de brochetten grijpen.


(Mhm, nadat ik hier, vanuit het appartement van Daniel deze vergelijking tussen Ronaldinho en Jean-Claude even op me heb laten inzinken, ben ik er plots niet helemaal meer van overtuigd of hij wel zo adequaat is)


Hoe dan ook, Ronaldinho blijft voor mij een genie en ik wou met hem op de foto en hij speelt momenteel in Rio. Een aantal weken geleden, 1 dag nadat ik aangekomen was, was ik al, naief als ik ben, naar een van de 1000 trainingscentra van Flamengo gewandeld, in Leblon, in de hoop om Ronaldinho daar te spotten, een praatje met hem te slaan en (ik geloofde dit echt) een balletje met hem te kunnen trappen. Niets daarvan uiteraard, Flamengo was aan het shotten in Paraguay, ze kondigden zelden aan waar ze trainingen hielden en Ronaldinho is een beetje zoals Jean-Claude Van Damme in Hollywood: onbereikbaar.

Maar we gingen met z'n allen naar een voetbalmatch kijken, waarin hij acteerde: Flamengo-Vasco, een derby en omdat beide ploegen elkaar haten, een garantie op emoties.
En hoewel de match niet helemaal overeenstemde met Joos' en mijn aanvankelijke fantasie (kolkende massa's, overal vlaggen, sambadrums, dansende tribunes, uitzinnigheid,...) was het inderdaad wel rijk aan emoties ( al eens een op het eerste zicht brave Vasco-huisvader in gezelschap van zijn 2 bloedjes van kindjes vol haat 5 minuten in "Fillo de Putas" horen uitbarsten, grotesk schreeuwend met gebalde vuist naar de 4000 supporters van Flamengo aan de overkant)

...en had ik mijn foto beet.

Al moet je een beetje goede wil hebben en Ronaldinho ook willen zien.


Wat we liever niet wouden zien, Joos en ik dan, was de clash tussen supportersclans van Flamengo en Vasco,  waarin we - van geen kwaad bewust- dreigden in te wandelen, tot we plots een bende zagen wijzen naar de bende achter ons, en Petito en ik al gauw doorhadden dat we de plaat hier, in dit steegje, zo snel mogelijk moesten poetsen wilden we conflict vermijden.

We hadden namelijk onze portie conflict van die dag al achter de kiezen want ongeveer een uurtje ervoor, aan Sao Cristovao waren we, de zenuwen te strak gespannen, beiden uitgebarsten en scheelde het een haartje of ik had voor de eerste keer in 16 jaar een vuist uitgedeeld aan Moeders Mooiste. En hij waarschijnlijk ook aan mij. Maar het bleef bij woorden, we hadden woorden. 10 minuten later was het dan ook weer koek en ei en was de Mooiste Ruzie met Joos In Het Buitenland een feit.

Jozef had ergens gelezen dat er, in de buurt van Sao Cristovao een gebouw stond dat een architecturaal (architectonisch?) monster was. Een groot wooncomplex, ontworpen in de jaren '60 om de arme bevolking koest te houden, alles heel pragmatisch ontwikkeld, om conflicten te vermijden, om minderheden in het gareel te persen.








Maar thans is het verworden tot een soort indoor-favela, het zwembad werd niet gebruikt, het vuilnis gewoon overboord gegooid, en heeft de functionele architectuur dus in zekere zin niet gewerkt.












Allemaal verschrikkelijk boeiend, zeker als het verteld wordt door je broer-scenograaf, terwijl je de passie langs de vuile muren vol graffiti ziet druipen.


En helemaal mooi als plots blijkt dat we helemaal niet op onze hoede moeten zijn om overvallen of verkracht te worden, het gebouw helemaal niet zo vijandig blijkt te zijn maar sterker nog, we joviaal onthaald worden door de derde leeftijd die in de functioneel open ruimte, de namiddag schaterend wegdrinkt en ons met open armen onthaalt op wiskey "vooruit 1 slokje dan" en koteletten. En ons tevergeefs op de mond probeert te kussen.

Het is cool om te weten dat Joos en ik het samen voor mekaar kunnen krijgen in gebouwen als deze.
















En zo deinden de dagen op en neer, Petito werkte zich de pleuris uit het lijf, ik hielp hem met het uitschrijven van het menselijk genoom, we rapten een eindje weg met Notorious B.I.G. en Eminem, aapjes en hummingbirds naderden tot een meter van ons baldakijn,


we leerden toffe mensen kennen,














speelden ons voetbalspel en bleven scholieren hierbij weigeren,


hetgeen we ook deden met deelname aan Samba (ziet er totaal idioot uit als Westerlingen als ons zich hiertoe wagen),


we werden overvallen op het strand van Copacabana door mensen zonder kansen,


we gingen naar de politie en lieten het los,















we gaven een afscheidsfeest voor Petito











en moesten een krop of 30 wegslikken toen onze wegen zich uiteindelijk, want zo gaat dat met wegen, scheidden, op een zonnige namiddag in Santa Teresa, terwijl de pompoen en de aubergines die we in al ons enthousiasme op de eerste dag "lekker voedzaam koken joh" gekocht hadden, een eindje stond weg te rotten in de frigo en onze zwembroeken nog nat waren van de golven die we die namiddag nog in sneltempo bereden hadden.











Hetzelfde, maar dan anders.


Er valt veel voor te zeggen, zeker met een geniale broer in een geniale stad.