Eergisterenavond was ik alleen in Lima. Even tevoren waren mijn vrienden terug naar een ander leven in het land waar ze wonen vertrokken en had ik afscheid van hen genomen met de gebruikelijke ontoereikende woorden, woorden waarvan je altijd hoopt dat ze eeuwig blijven nagalmen, als een zacht zingende broche die altijd bijgehouden wordt, maar die eigenlijk klinken alsof je in een plastic zak pist.
Ik voelde dat ik er nood aan had dus ging ik die avond wat wandelen in Miraflores. Miraflores is een buurt in Lima, gelegen aan de kant van de Stille Oceaan. In deze buurt lag ook het hostel waar ik onderdak gevonden had. Hitchikers. Zo heette het, en er was gratis thee en internet vanuit de lucht. Miraflores is een iets rustigere bario, iets rijker ook, je kan er 's avonds nog alleen rondlopen zonder het noodlot te tarten. Tenzij uiteraard, het noodlot zich die avond uitzonderlijk in Miraflores ophoudt, tussen de rijken dus, 'ns is komen overwaaien vanuit de rommelbuurten in het noorden van Lima, waar het zich meestal schuilhoudt, het noodlot dan, in die arme, gevaarlijke wijken, de derde wereld van de derde wereld en waar het, net als de nevel die haast onophoudelijk over Lima hangt, voor schokkend nieuws en harde tristesse zorgt.
Ik wandelde zo maar wat rond, wat blokjes om, zonder een echte richting of bestemming. Dit voelde ook niet aan als noodzakelijk. Het was al lang goed zo: een mooie avond, in de koelte nog wat nazuchtend van de afgelopen warmte, de mist was opgetrokken en de zon nog niet zo lang onder, waardoor de hemel boven de oceaan van lichtgeel naar donkerblauw opsteeg en er alvast vier sterren te zien waren.
Dag sterren, tof dat jullie er alvast te zijn.
Ik wandelde eerst wat langs de kust, langs het Parque del Amor, waar liefdesgedichten van Neruda in de muur gebeiteld staan. Van daaruit kon ik de golven beneden zien, golven waarop ik die dag had geprobeerd te surfen. Daarna stapte ik terug richting de binnenstad, al was die nog heel ver af. Ik wandelde over verschillende soorten ondergrond, stak straten over en lette erop niet overreden te worden. Want in Lima rijden auto's als kamikazes. Voetgangers lijken er een soort van overbodig onkruid. Er ging tijdens dit half uurtje waarschijnlijk vanalles door me heen maar omdat het leek alsof iemand, misschien wel ikzelf, de geluidsknop had dichtgedraaid, was het alsof alles in een rustige plooi viel, en stapte ik dus maar gewoon wat verder.
Ik passeerde op de Avenida Grau een bar, Ipanema, en stapte er binnen, en het leek niet eens een beslissing. Ik had niet speciaal dorst, wilde niet hoognodig rusten en het was evenmin een plek die er echt uitnodigend uitzag, maar het feit was dat ik Ipanema die avond rond een uur of negen binnenstapte en er een hoekje van de kamer ging zitten. Ik bestelde een Pisco Sour, de nationale drank van Peru. Twaalf soles kostte het, iets teveel dus want ik had mijn dagelijkse budget al overschreden. Ik staarde wat naar de muren waaraan posters van het type Billie Holiday, Elvis en Roy Orbison hingen. Daarna begon ik verder in Norwegian Wood te lezen. Ik had zopas tot mijn blijdschap ontdekt dat ik dit boek wel degelijk in mijn schoudertas meegenomen had vanuit het hostel, want je weet maar nooit.
"Buenas noches, gringo"
Ik keek op vanuit mijn verstild Japans boek en zag een vrouw van rond de dertig met veel make-up.
"Hallo" zei ik.
"Weet je misschien hoe laat het is?" vroeg ze, en ze nam een slok van haar glas wijn dat ze bij de steel vasthield.
Ik zei dat ik al een poosje niet meer meedeed aan horloges, in een halve poging om grappig te zijn en voegde er een grijns aan toe. Maar dat ik dacht dat het ongeveer half tien moest zijn.
"Dan moet hij stilaan gaan komen", zei ze, voornamelijk tegen zichzelf en keek even door het raam naar buiten, naar de Avenida Grau. Het leek op een etalage, de Ipanema.
"Mag ik hier even bij jou zitten? Ik word nerveus om daar alleen te zitten wachten" en ze wees naar de andere hoek van de bar. Ze zag er inderdaad een beetje nerveus uit.
"Jazeker" zei ik. Ik sloeg mijn boek, een verhaal vol trieste sereniteit, dicht.
Het was een vrouw van rond de veertig, zo leek me. Ze zag er leuk uit, maar haar make-up gaf haar iets spijtigs. Alsof ze haar emoties wilde wegpoederen, emoties die op zich misschien van het sympathieke soort waren, die niet verborgen moesten worden, maar die nu gereduceerd werden tot dunne lijnen, oneindig veel droeviger dan bij oorsprong. Maar goed, misschien was dat allemaal niet waar en was het gewoon een vrouw die van make-up hield, hoe dan ook.
We praatten wat. De gebruikelijke dingen, onze namen, onze landen. Hoelang ik in Peru ging blijven. Of ik het hier leuk vond. Ze was Peruviaans, heette Gabriela, was kapster en woonde hier in de buurt. We spraken in korte zinnen, niet echt vloeiend. Ze antwoordde altijd heel snel als ik een vraag stelde, alsof ze er snel vanaf wou zijn. En ze keek voortdurend door de etalage uit naar bewegingen op straat.
Opeens excuseerde zich mocht ze vreemd overkomen, ze was al een beetje in de wind. Dat zei ze zo. Ik zei dat het wel oke was hoor.
"Geen probleem, dat is wel ok hoor, ik bedoel, de wijn hier in Peru is lekker en de dag is bijna om en...."
Ze onderbrak haastig mijn uitleg en vroeg of ik op iemand wachtte. Ik zei nee. Ze vroeg of ik een vrouw had en ik zei nee. Zelfs geen vriendin? Nee.
Even wisten we beiden niet meer wat zeggen. Want ons contact, het haperende gesprek, voelde aan als een ballon vol gaten die na elke zin weer leegliep en ik wist niet of het mijn beurt was om te blazen. Ik keek naar mijn Pisco Sour en Gabriela neuriede even mee met the Wind of Change. Rond de toog hing nog steeds kerstverlichting gedrappeerd die af en aan flikkerde, volgens een geprogrammeerd patroon.
Toen herinnerde ik me dat ze had gezegd dat ze op iemand wachtte.
"Op wie wacht je wel?"
Er verschoot iets in haar uitdrukking toen ze dit hoorde, alsof iets haar gestoken had en ze keek nerveus uit het raam. Daarna stak ze een sigaret op en gaf er ook een aan mij.
Ze had nog altijd niet geantwoord op mijn vraag. Ze trok van haar sigaret en blies met een lange zucht de rook uit. Alsof er heel wat dingen waren die moesten ontsnappen. Daarna leek zich even een beetje te ontspannen.
"Geloof jij in liefde?" vroeg ze, mijn vraag negerend. Ze vroeg het op een uitgeputte manier. En plots viel het me op dat Gabriela er doodmoe uitzag, alsof ze al weken niet geslapen had. Ik zag de enorme, verslagen vermoeidheid door haar zenuwachtige make-up sijpelen.
Ik wist niet goed wat te zeggen en deed even of ik nadacht. Ik zei dat ik dacht dat ik dit deed. Maar mijn Spaans was te gebrekkig, of ik was te moe om mijn filosofie over liefde uit de doeken te doen dus zweeg ik verder. Ik had ondertussen al begrepen dat dit niet het luchtigste en vlotste gesprek ging worden, en begon te vrezen dat ik hier geen zin in had. Ondertussen was the Wind of Change afgelopen en begon er een andere slow uit de eighties, die ik wel herkende maar waarvan ik niet op de naam kon komen. Iets met hearts, of dreams, dat sowiezo.
Ze zuchtte, keek rond zich heen en het leek even alsof ze op een andere plaats wilde zijn. Ik wist niet waar kijken, dus keek ik naar mijn Pisco Sour en begon opeens enorm naar Norwegian Wood te verlangen. Ze keek me met glazige ogen aan, die even een spottende uitdrukking aan leken te nemen.
Zo van ach jongen toch, rijke luis uit Europa, weet jij veel
Daarna kreeg ze haar verbeten trekken weer, alsof iemand aan haar gezicht getrokken had en brak ze open. Sloeg ze los. Ze stortte een zondvloed van woorden over me uit, kieperde ze op tafel van de Ipanema, alsof ze wou zeggen: ook al heb je er niet om gevraagd, gringo, voila, hier is het, mijn mierda, hier moet ik het mee doen, en ik heb er ook niet om gevraagd.
Vandaag exact 3 maanden geleden had haar vriend Hanz haar ten huwelijk gevraagd. Haar vriend, ze was er al een tweetal jaar mee samen. Hij was een Duitser en een zakenman. Iets met import van dure Moeselwijn voor chique clubs in Lima. Had zijn eigen bedrijf en verdiende flink geld. Elke maand ging hij voor een week naar Duitsland. Naar Homburgesia.
"Hamburg" corrigeerde ik in mezelf. Niet tegen haar.
En elke maand, na die week in Duitsland, kwam hij dan terug, zei Gabriela. Altijd naar haar. Dat laatste beklemtoonde ze. Al twee jaar lang kwam hij altijd terug naar haar. Hier in Lima. Op een dag had ze zijn haar geknipt en daarna waren ze al snel koffie gaan drinken en had hij haar meegenomen naar het vogelreservaat. Hanz hield van vogels. "Vogels, wijn en auto's, de 3 belangrijkste dingen in zijn leven", zo zei Gabriela het.
Omdat ik geen andere reactie kon bedenken, probeerde ik op een gepaste manier te lachen.
Daarna toonde ze me een pasfoto van Hanz. Ik schrok een beetje. Ik had een aardiger gezicht verwacht. Deze man leek veel ouder dan Gabriela, en zijn opgeblazen gezicht had een uitdrukking die gewend leek bevelen opgevolgd te zien.
"Vooruit pasfotomachine, ik kijk recht voor mij uit, ik ga niet lachen. En jij neemt die foto van mij"
Ze vertelde honderduit, heel snel en gejaagd en ik moest mij goed concentreren om mee te blijven. Omdat ik me hierin destijds als bemiddelaar wat heb kunnen trainen, lukte dat aardig. Ze vertelde vooral over Hanz. Eigenlijk uitsluitend over Hanz. Over hoe graag ze hem zag, wat een geluk ze met hem had. Over zijn auto's, zijn 3 kinderen, die inmiddels al zelf kinderen hadden. Over zijn ex-vrouw, met wie hij nog goed overeen kwam, en die in West-Afrika woonde.
"In Afrika?" herhaalde ik vragend, alsof ik om een of andere reden nog eens wilde verifieren. Waarom ik dit deed wist ik niet: ik had het goed verstaan en er was geen gehoorhinder. Verder is het nogal wiedes dat West-Afrika in Afrika ligt, dus de info moest ook niet gecheckt worden. En hoewel het niet alledaags was dat een ex-vrouw in West-Afrika woonde, was het nu ook weer niet zo abnormaal, dat ik mijn oren niet kon geloven en het dus opnieuw moest vragen.
Af en toe, tijdens deze woordenwaterval waarin ze over hem sprak, aarzelde Gabriela even en viel er een korte stilte. Maar telkens ze opmerkte dat er een stilte was, schoot ze meteen weer verder, vertelde nog meer over hem, probeerde zich enthousiast te herpakken, haar vriend in te pakken met lovende woorden. Ze hield van hem. Ja ze hield echt van hem. Dat zei ze zo.
En ze keek weer naar buiten.
Ik vond het allemaal best maar moest ondertussen dringend naar de WC, dus verontschuldigde ik me voor een momentje.
Toen ik terugkwam zat Gabriela een papiertje te versnipperen. Ze was intussen aan een nieuw glas wijn begonnen. Met de sigarettenrook die rondom haar pose kronkelde, zag het tafereel er als een poster uit.
Ik nam terug plaats en zag dat de vermoeidheid teruggekomen was bij Gabriela. Haar ogen stonden plots veel doffer. Ze hervatte haar verhalen niet meer. In plaats daarvan tikte ze met haar nagel tegen haar glas. We zwegen allebei en het was een tikkeltje ongemakkelijk.
"Wonen jullie samen?" vroeg ik. Het kwam zomaar in me op.
"Nee. Maar als hij in de stad is, ga ik 3 keer per week bij hem slapen, en eten we altijd ' s avonds samen. Hij houdt ervan om op restaurant te gaan". Ze sprak het uit alsof ze het voorlas.
"Wow, je hebt geluk, een man die je meeneemt op restaurant". Ik probeerde het zo enthousiast mogelijk te laten klinken.
"Ja. Ik heb echt geluk", zei ze, maar ze klonk alsof ze het over iemand anders had.
Want haar vermoeidheid bleef. Ik zag het aan haar ogen, in de manier waarop ze haar sigaret half opgerookt uitdrukte. Zij moest het ook weten. Ze kon het onmogelijk niet weten. Dat ze haar best moest doen om het sprankelend te maken. Dat ze sterk moest zijn.
"Drie maand geleden heeft hij mij ten huwelijk gevraagd".
"Proficiat" zei ik.
"Nee, ik heb geweigerd" zei Gabriela langzaam en wat stiller. Ze stak een nieuwe sigaret op.
"Je hebt wat?"
"Bueno, ik was er nog niet klaar voor. Toen, bedoel ik. Ik zei dat ik erover moest nadenken. Daar werd hij kwaad van. Hij vond dat je over zulke dingen niet moest nadenken. Maar kijk, ik heb 3 kinderen uit 2 huwelijken, mijn eerste man behandelde me heel slecht, sloeg me, en Marcos, mijn tweede man, is gestorven. Als Marcos nog had geleefd, was alles anders geweest". Ze keek in de verte, was afwezig.
Ik knikte meelevend, alsof ik Marcos ook gekend had en voelde me een idioot.
"Maar goed," ging ze verder "ik wist niet wat ik moest doen met zijn aanzoek. Drie dagen lang heb ik erover nagedacht maar besefte steeds dat ik niet genoeg overtuigd was. Versta me goed, ik zag Hanz graag, maar er ontbrak iets. In mijn gevoel" en ze wees naar haar borst, waar haar gevoelens zaten. "Dus heb ik neen gezegd. Overtuiging is belangrijk, toch?". De manier waarop ze het vroeg had iets smekends.
Ik beaamde dit. Ik zei dat ik het nog nooit had meegemaakt, een huwelijksaanzoek, maar dat overtuiging volgens mij heel belangrijk was bij beslissingen als deze.
"We hebben elkaar sindsdien niet gezien, ook niet gehoord. Ik kreeg wel nog een korte laatste mail van Hanz, hij was boos. Maar dat begrijp ik wel, niemand wordt graag afgewezen, toch?
"Nee" zei ik. "Maar was jij opgelucht"
"Mhm zei ze. Ik begon voortdurend te twijfelen of het wel de goede beslissing was. Ik sliep niet meer, lag heel de tijd te piekeren. Ik was ook kwaad op mezelf, dat ik niet genoeg liefde voelde. Want hoewel hij soms een beetje nors is, en ook ouder, zie ik hem wel echt graag."
Overtuiging is belangrijk.
...en hij heeft ook veel geld", zei ik. Ik probeerde het schalks te zeggen, met zo'n halve knipoog en een grinnik op het einde maar het klonk verschrikkelijk en ik haatte mezelf er meteen om.
Ze zweeg even. Daarna richte ze haar hoofd op, haar loodzwaare, vermoeide hoofd, en zei dat dit wel mooi meegenomen was, inderdaad, haar oudste zoon Roberto wilde volgend jaar naar de universiteit gaan en Hanz wilde dat betalen. Maar ze voegde er aan toe, dat dit niet meespeelde. Het was gewoon...zo. Hij had geld. Hanz had nu eenmaal geld.
Ik staarde naar mijn Pisco Sour en durfde haar niet aan te kijken. Wat een idioot. Weeral.
Ze vertelde dat ze een week geleden op een feest was. Haar ogen kregen een lichte opflakkering toen ze over het feest vertelde. Het was een feest van een vriendin die haar 10de huwelijksverjaardag vierde en s' nachts, precies om middernacht was er vuurwerk en het was zo mooi, zei ze, het deed haar zoveel deugd, zo ongelooflijk veel deugd om terug eens op een feest te zijn, met vrolijke mensen en taart, te dansen in de open lucht en ze was een beetje dronken die nacht, maar terug een beetje gelukkig en toen, een paar uur later, het moet zowat 3-4 s'ochtends geweest zijn, zat ze buiten met een glas wijn in een stoel, het was nog warm genoeg, en ze dacht na over haar leven, over Hanz en over trouwen en over liefde en al haar moeilijkheden, alle keuzes en ze dacht misschien zie ik nu wel een vallende ster die me raad brengt, een teken, een wegwijzer. En exact op dat moment, op het moment dat ze dacht dat een vallende ster haar raad zou brengen en het allemaal wat lichter, wat duidelijk voor haar zou maken, op dat exacte moment schoot er een vuurpijl door de lucht, iemand moest hem nog ergens gevonden hebben, te laat, maar het was een prachtige vuurpijl, en voor ze besefte wat er gebeurde, spatte de vuurpijl uiteen boven haar hoofd en ze dacht: dit is het teken.
En op dat moment besloot ze met Hanz te trouwen.
"Wow" zei ik.
En ik zag het voor me:
Gabriela en haar zorgen in een stoel, in een nacht in Peru. Een nacht die zich al wat begon terug te trekken, de ochtend kwam eraan en de eerste stralen van de zon begonnen licht te geven, helemaal onderaan, nog onder de aarde, maar je zag al een licht schijnsel opkomen, erboven was het nog blauw, eerst lichtblauw maar hoe hoger hoe donkerder, en helemaal in de hemel was het nog zwart en schenen nog een aantal sterren. En dan plots de vuurpijl, vanuit het niets, een fluitende streep richting de sterren, hoger en hoger, steeds hoger totdat hij uiteen knalt, in duizend lichtjes in de hemel, in allemaal andere kleuren die nog eens omlaag buitelden in nieuwe flitsen, een fontein van licht en vuur in de hemel waar nog sterren stonden en waaronder de zon opkwam.
Ik zag het echt voor me.
Ze had hem meteen gebeld en gezegd dat ze hem terug wou zien. Zo snel mogelijk. Want ze moest hem iets vertellen. Het was vreemd zijn stem terug te horen, na 3 maanden. Hanz was niet in Lima en kwam pas over een week, hij was in Duitsland. Voor de wijn. Maar volgende week vrijdag had hij wel even tijd, zei hij. In de Ipanema, om 9 uur.
Vandaag was het volgende week vrijdag en Gabriela, een arme kapster uit Lima ging hier, in deze bar, tegen Hanz, een Duitser met veel geld en auto's, zeggen dat ze haar twijfels overwonnen had en dat ze toch met hem wilde trouwen. Dat ze van hem hield.
Purple Rain, Purple Rain.
Prince blies de liefde als rook door het cafe.
En alles hier aan deze tafel, in deze bar, in deze straat, werd een grote twijfelende stilte, vol verdrongen keuzes die genomen moeten worden, onzichtbare rekeningen die betaald moeten worden, littekenweefsel dat vergeten moet worden, liefde die gegrepen moet worden.
Gabriela was helemaal stilgevallen en keek slaperig en dronken uit het raam naar haar toekomst die weldra hoogdravend en per taxi zou binnen komen benen.
We zeiden niets meer.
Honey I know I know I know...times are changing.
Een taxi stopte. Door het enorme raam van de Ipanema zag ik een gezette man in maatpak druk telefonerend de chauffeur betalen. Hij keek hem hierbij niet aan.
Ik wilde niet dat Hanz mij samen met Gabriela zag dus stond ik meteen op, greep Norwegian Wood en wenste Gabriela veel succes. Ze keek me schuin aan en mompelde vanuit een doodmoe land, vanuit een plaats waar lichamen wegen als lood, en de dagen naar beneden vallen: "Gracias Gringo, voor u hetzelfde".
En terwijl Prince aan zijn melodieuze afsluitzang begon, who-ooo-ooo-oo, betaalde ik en stapte naar de uitgang. Ik passeerde Hanz en gaf hem een knik. Hij knikte niet terug maar zei iets in het Duits tegen het toestel en ik hoopte met heel mijn hart dat hetgeen ik hem hoorde zeggen niet "ich liebe dich auch" was.