Het leuke aan zussen is dat ze omnipresent zijn. Hiermee bedoel ik dat, waar je ook gaat of welja, staat, je al-tijd een zus hebt. Als ik bv. aan het wandelen ben in een lommerijke omgeving in pakweg de Amazone en iemand vraagt me: "he maar, ho maar, wacht 'ns even, heb jij een GSM"? Dan gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat ik dat niet heb. Als diezelfde Amazone indiaan evenwel vraagt: "he maar, ho maar, wacht nou 'ns even, heb jij eigenlijk een zus". Dan zal ik altijd ja kunnen zeggen. Waar in de godvergeten Amazone ik me ook bevind. En niet alleen in de Amazone, eigenlijk op eender welke plaats ter wereld. Yep, zelfs in de ruimte, op de maan, of op een geschift verre planeet. Dit ongeacht of die zus al dan niet ook daadwerkelijk naast mij loopt.
En het feit dat deze heugnis inderdaad ook met een broer mogelijk is, doet geen enkele afbreuk aan de epische proporties die dit op het eerste zicht misschien infantiel simpele feit met zich meedraagt. Mocht Stef Bos nog leven, hij had zeker een liedje over zijn zus geschreven.
Het zou dan " Mijn Zus" heten (we weten zo onderhand al een beetje hoe Stef is) en de eerste strofe zou als volgt luiden:
"Mijn zus is als een oceaan
niet zus of zo verdiend (heb je'm?Zus... die dekselse Stef toch, nvdr)
Al is ze vaak veraf
Mijn zus blijft altijd bestaan" (rijmt op oceaan en nadruk ligt op al-tijd, nvdr)
Nu, Stef Bos en het omnipresente kunnen zeggen wat ze willen, het is natuurlijk allemaal veel gezelliger als die zus ook echt eens opduikt in Latijns-Amerika, om daar samen wat rond te wandelen en om, wat dan haar betreft, de koude Belgenwinter te ontsnappen.
En laat dat nu exact hetgeen zijn dat hier een 2-tal weken geleden gebeurde, hier, knal in Peru. Je weet wel, dat land waar Machu Picchu woont.
En nu dienden er zich enkele aan. Ik moest zorgen dat mijn zusje 2 mooie weken ging beleven, die haar -als het even kon- deugd zouden doen, liefst met genoeg zon en strand (zodat er, laten we een lama een lama noemen, gebruind kon worden), om ook de unieke rotspartijen die in het binnenland welig grosieren niet te vergeten, maar ook met voldoende afwisseling en een inzage in de Latino cultuur, er zijn hier Indigena's en al. Dit alles echter zonder een oververmoeiend programma bijeen te boksen.
Ik moest zorgen dat ze niet beroofd zou worden door de banditos, niet versierd zou worden door de muchachos, niet aangeklampt zou worden door de borrachos.
Verder moest ik erop toezien dat ze niet altijd het dubbele van de normale prijs zou moeten betalen, stomweg omdat ze geen Spaans sprak of een beetje te lief reageerde.
Kortom, ik moest verantwoordelijkheid nemen en dragen, zoals het een bonus filius familius betrof. Bij dit alles moest ik Martje evenwel volledig in haar waardigheid laten, zodat ze die kon behouden.
Als de Ziels Hunkering naar zichzelf.
Evenwel zonder haar bij dit alles te fel te betuttelen, te verpamperen, want paternalisme - de Jezuieten in de Amazone kunnen hiervan meespreken- heeft je hier in deze contreien al snel bij je pietje. En TE is trouwens ook nooit goed, mijn kleuterjuf wist het al. "Broers zijn slechts de bogen waarop de pijlen van de zussen worden afgeschoten". Iets in die trent hing als een spreuk lange tijd aan de muur van onze keuken in de Pellenbergstraat (op een goede ochtend hing het er plots) en zit er sindsdien bij mij stevig inpepeperd.
Er zijn er al voor minder met een opgewonden gevoel aan de luchthaven van Lima gesignaleerd.
Het was heel cool haar terug te zien. Het feit dat dit feit met zich meebracht dat ze Belgische chocolade en een grote pot Nutella met zich meebracht, bracht een glimlach op mijn gelaat met zich mee. Beeld je in, Cote d' Or.
Omdat het winter en donker was in Belgie, wilde Martje nogal snel een warm strand opzoeken, om daar wat op haar effe te komen. Geen probleem, sprak mijn organisatorisch en toeristisch vermogen dat ik ergens vanuit mijn interne catacomben moest opduikelen, dan gaan we zuidwaarts! De stranden zijn daar mooi, ik had het ook van het dienstmeisje in Lima gehoord.
Het was dan ook even slikken toen we in Lomas aankwamen, een gehucht aan de zee, ons door iedereen in Nasca aangeprezen als de tuin van Eden, maar in werkelijkheid een riolering vermomd als stad. Het was er niet alleen vuil en treurig, vol onaffe huizen en modderstraten en wemelend van straathonden die het grootste deel van de pisgeur voor hun rekening namen (voor de statistieken: dronkaards maakten het andere deel uit).
Maar ook het strand, waarvan we gehoopt hadden dat het ons vleierig ging omarmen met z'n gouden zand en aangespoelde zeesterren, bestond voornamelijk uit rottende vis, afval en stenen waaraan je je poep openhaalt.
Hoewel ik in het begin de schijn nog wou ophouden dat dit tafereel, deze Apocalyptische Vergetelheid, doodnormale koek voor mij was (" ik heb al wat gezien hoor, en dit is hier pure luxe, Mie, geloof me vrij") moest ik toch ook een rochel onderdrukken, en - 1 bang oog op de half versleten hond gericht die ons vanuit zijn rode oog grommend aankeek- toegeven dat er mooiere plekken bestonden in Peru.
De scoutleider in mij probeerde de moraal wel nog wat op te krikken met een "het heeft ook wel juist een enorme charme, dit dorp, en we zijn de enige toeristen", maar het kalf was al zo goed als verdronken en de grote ogen die Martje trok werden er niet minder lede door.
Nadat Martje de cultuurshock even had laten bezinken op een bankje aan de gorte waterkant, waar het uiteraard naar poep stonk, en ik haar verzekerd had dat die kakkerlak al lang weg was, besloten we unisono dat we deze plaat hier moesten poetsen. Dat we'm moesten smeren. Voornamelijk omdat we krap bij tijd waren en, face it, we wel betere dingen te doen hadden dan ons, misschien wel authentiek en stoer, maar diep vanbinnen intriest en godvergeten voelen in een dorp met een aanblik als ware er zojuist een Tsunami over gerold.
We wisten allebei even niet goed waar kijken toen een vriendelijke bewoner van Lomas ons met teleurgestelde ogen vroeg waarom we alweer vertrokken. Ik mompelde iets in de trent van dat we gehoord hadden dat onze vrienden (welke vrienden?) zich in Nasca ophielden, en dat we dringend terugmoesten. We konden toch moeilijk zeggen dat we vonden dat hun dorp op een lange uitgerekte drol leek? Onze hooggevoelige kanten moesten hun best doen om ons geen schuldgevoel te geven want Martje en ik vonden het jammer voor de Lomasezen dat we hun dorp niet zo leuk vonden. Maar bon, Moeder Theresa wist het al, je kan niet voor iedereen Moeder Theresa spelen. En zonder liefde voor jezelf kan je geen liefde aan anderen...bla bla bla.

Nu, wat ons betrof, wij lieten het niet zover komen en vonden het allang goed zo, mooi ook, en zeker fascinerend, vanuit de uitkijktoren (de vliegtuigtocht voor de armen) waar we konden neerkijken op 2 figuren, een boom en... de andere ben ik vergeten. Martje kon er die avond dan ook half inkomen dat ik s avonds in mijn bed nog even naar documentaires over Nasca wilde kijken en sloeg erin haar mantel der liefde boven te halen om het kwartiertje minder slaap dat mijn interesseopstoot voor haar met zich meebracht, toe te dekken.
Huilend van vreugde vielen we in slaap.
De volgende dag, dit keer na wat meer opzoekwerk, zochten we een mooie plek uit en gingen er ook heen. Het betrof Huacachina, een oase in een grote zandwoestijn. De eerste oase uit ons leven, we beseften het maar al te goed.
We voelden ons er als Mozes, die er net de uittocht uit Egypte heeft opzitten. In het midden vond een grote plas, een soort van meer, euh... plaats, en ditmaal konden we ons wel neervleien in de zon, ons insmeren met zonnecreme, dingen als "zo zalig" en "jongens jongens toch" zuchten, en opnieuw tot onszelf komen (wat nodig was).
Martje en ik raakten ook bevriend met een bende kleuters, waarvan een meisje vond dat ze een mooi badpak aanhad. Ik vertaalde dit dan ook maar al te graag voor Martje wiens gezicht in een groot vraagteken stond (want ze sprak nog steeds geen Spaans, wat me deed besluiten om haar wat Spaanse les te geven, de basics, weet je wel) waarna ze alleraardigst lachte naar haar Peruviaans 7 jarig fannetje, wat mooi om zien was.
Zeker in een Oase.
Lang konden we echter niet genieten van dit genot, want de strakke tourleader die ik had besloten te zijn had al gauw nieuwe snode toeristische plannen gesmeed. De volgende ochtend zouden we snel de bus ophossen naar Paracas om aldaar het Nationale Reservaat te bezoeken, het werd door iedereen aangeraden...Dus Hup Hup Hup!
Martje sjokte eerst nog wat verweesd achter me aan maar aangekomen in het Park kreeg ze al snel weer een frisse kleur op de wangen en at met veel plezier Ceviche, de nationale visschotel met zeevruchten, ajuinen en limoen. We leerden 2 geinige Serven kennen (personen uit Servie dus, nvdr) en ze bleken broer en zus te zijn en we kwamen heel goed overeen. Ook de gids van het Park, Harold, was een toffe gozer en we besloten allemaal samen in Cusco oudejaar te vieren. De eerste vrienden waren een feit!

De busrit naar het binnenland, het hoogland, richting de authentieke, mooie en toeristenloze stad Ayacucho, was een spectaculaire belevenis. We zaten helemaal vooraan in de bus, pal naast de chauffeur en we konden dus naar hartelust uit het enorme uitkijkraam kijken, dat zich op zo een luttele halve meter voor ons bevond en waarachter zich een wonderbaarlijk mooi Peruviaans landschap ontvouwde, een landschap vol variatie, dat langzaam meer en meer opsteeg tot in de Altiplano, de hoogvlakten, en waarbij er, naarmate de avondschaduwen langer en de zon zachter en roder werd, er een soort van Diepte-Ervaring ontstond.
Tenminste, als ik de definitie van "Diepte-ervaring'' die Danny, mijn weifelende leerkracht Godsdienst van in de humaniora indertijd predikte ("een intens gevoel van schoonheid met een notie van geborgenheid waardoor de unieke vergankelijkheid van het Leven ons even heel duidelijk voor ogen komt te staan, nvdr") nog goed herinner.
Ayacucho was een mooie stad. Stel je dat voor.
De busrit naar Cusco was geschift. Hij duurde niet alleen 24 uur lang, waarvan 10 uur op grindwegen, hij was ook gevaarlijk. Dit bleek al behoorlijk uit de vele schokschouderige bewegingen die het piepende gevaarte ("we nemen de goedkoopste busmaatschappij he Mie, ik moet bezuinigen") maakte en waarbij de zetels (die om heel precies te zijn naar kots roken) uit hun zekeringen sprongen. Toen we op een gegeven moment, diep in de donkere nacht, plots stilstonden, bleek dat er vlak voor ons een bevriende bus op haar zijkant in de gracht lag, met een meute mensen ernaast, gewikkeld in dekens tegen de koude nacht, sommige jammerend. Een gekapseisde bus. Dat ontbrak er nog aan om Martjes vertrouwen in het lichtende pad richting Cusco helemaal stuk te slaan. Gelukkig waren er geen doden gevallen.
Eerder die dag had Martje de fantastische opmerking gemaakt "dat het toch wel heel tof en rustgevend was om te weten dat de zeeleeuwen die we een paar dagen eerder bezocht hadden op de Islas de Ballestas, daar nu ook nog steeds liggen, daar altijd zullen liggen, gewoon wat te liggen". Het zou niet de laatste keer van de reis worden, die nacht, dat we de onheilsgedachten ( in dit geval die van een gesneuvelde bus) probeerden te verdrijven met de het besef en de herinnering aan het gelukzalige, rustgevende tafereel van de zeeleeuwen.
Martje nam dit laatste echter iets te letterlijk, toen ze echt beestjes begon te zien. Dit met dank aan de grote hoogte, die je, inderdaad, een beetje licht in je hoofd maakt en ervoor zorgt dat je een tikkeltje groen uitslaat. Ze was dan ook heel opgelucht in Cusco aan te komen en ik met haar. Cusco, die wonderbaarlijke, eeuwenoude stad, de navel van de wereld, hoog in de bergen, dicht bij Machu Pacchu.
In het hostel in Cusco, een heel aardig hostel trouwens, dat ik ternauwernood had weten te boeken want met Oudjaar weet je nooit, was het zover: de eerste ruzie.
Het katapulteerde ons beiden terug naar de woelige jaren '90-'94, jaren waarin Huishouden Wouters geteisterd werd door hevige ruzies tussen de 4 kinderen en waarbij, zoals onze soms moegetergerde mama het in haar dagboek plachtte uit te drukken: "Alles, maar dan ook a-lles, bij deze kinderen tot ruzie kan leiden". Bon, een korte ruzie dus, een woorden-wisseling. Een stem-verheffing. Waarbij ik het voornamelijk was die in fout was en dus sorry zei. Maar het anderzijds ook, schamel als Wij Mensenkin'dren zijn, moeilijk had met het gegeven dat Martje vond dat zij geen sorry moest zeggen.
Hetgeen een harde noot was om te kraken.
Soit, gelukkig kwam oudejaarsavond eraan, in Cusco dus, met toffe vrienden, en die was geweldig.
We hadden besloten, Martje had besloten, dat we het wat kalmer moesten aandoen en dat ik de toeristische groepsleider wel even mocht opbergen. Want het was tenslotte vakantie ("Pardon, ik denk niet meer in die termen", had ik haar gezegd) voor haar en het zou maar al te gek zijn mocht ze oververmoeid thuiskomen en laat ons wel wezen, Peru gingen we toch niet kunnen uitkammen.
Dit gezegd zijnde ging de broeksriem wat losser en kwamen we tot de slotsom dat Machu Picchu, 1 van de 10 Nieuwe Wereldwonderen, helaas door de Inca's opzettelijk moeilijk bereikbaar gemaakt voor toeristen en dus hetzij een dure (270 dollar) hetzij een langdurige (3 dagen) grap, dat Machu Picchu dus, voor ons, Martje en Kwinten, op dit moment, deze winter in Belgie, de boom in kon. Met alle respect voor de Inca's, dat dan weer wel.
Dan maar wat Lama's strelen en een paardentocht.
En Martje, als een verantwoorde broer, ten gepaste tijde intomen, als ze de roekeloze toer op dreigt te gaan.
Een paardentocht, waarbij Martje wel wat teleurgesteld, maar ik eerlijkgezegd vooral opgelucht (met oog op zowel de staatsveiligheid als zusliefs eigen fysieke integriteit die ik als broer moest kunnen zien blijven te waarborgen) dat ze een
ziek
traag
saai
blind
albino
-paard kreeg dat tegen een slakkentempo omhoog sjokte en waarop de rest van de groep (waaronder een toffe Hollandse, Marielle, die nadat ze elkaar amper een half uurtje kenden al samen met Martje over vanalles kon giechelen) soms wat moest wachten.
We hadden nog wel gepland allerlei actieve dingen te doen in de Witte Stad van Arequipa, zoals klauteren en klimmen in de bergen, canyons en unieke rotspartijen die deze stad omgeven en met open monden staren naar de Condors die met epische vleugelslag boven onze hoofden zouden circelen, terwijl de zon ons andermaal een diepte-ervaring (definitie, cfr supra) zou bezorgen, of het grootste en mooiste nonnenklooster van Zuid-Amerika bezoeken, maar het heikele feit was dat het keihard regende in Arequipa, het zeikte er stomweg neer, de hemelsluizen verzopen ons en het kostte ons dan ook weinig moeite om deze stad vaarwel te zeggen en het ruime sop te kiezen richting de kust, alwaar we 2 tot 3 mooie, zonovergoten dagen mochten beleven aan de Stille Zuidzee.
En waar we stevig in de zeik genomen werden door een Ceviche-verkoopster op het strand, die de titel van Kwintens Eerste Diefstal in Latijns Amerika Na Al Die Tijd op haar ongetwijfeld naar vis geurende conto mag schrijven. Zowel Martje als ik hoopten vurig dat de kinderen van de vrouw ook wat van het geld zouden zien.
Maar omdat het zonde zou zijn om met deze kleine noot te eindigen, eindig ik met plezier met de volgende:
Het waren 2 mooie weken, het deed deugd om bezoek te krijgen, om mij weer even een grote broer te voelen (met dank aan de Spaanse taal), om met een zus te mogen dansen op een krankzinnig leuke oudejaarsavond, om een oogje in het zeil te houden als lokale jongelingen haar aanspraken, om samen te beslissen waar we gaan avondeten, om wollen lama-pullen uit te zoeken voor de rest van de familie en voorkeuren in te schattten, om heel mooie mensen te leren kennen, om even weer moppen te kunnen maken
Moppen die enkel omnipresente zussen schuddebuikend in een hostelkamer om 6 uur sochtends kunnen begrijpen.
En ookal betreft het een sjamaan, ik zal dit alles nooit uitgelegd krijgen aan de Amazone indiaan uit de eerste paragraaf, die me tussen het gebladerte door vroeg of ik een zus had.
Een vriendin, die enig kind was, en die Martje en ik wat had zien doen hier in Peru, fluisterde ons achteraf toe dat ze precies toch leek te beseffen, dat ze het misschien toch wel miste: een zus.
Wat meteen het mooiste compliment zal zijn van 2012.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten